aangewezen. Behalve dat zijn fractie voorstander is van wisselteelt, vindt zij ook dat de landbouw de mogelijkheid moet houden om in te spelen op de markt. Dat stukje flexibili teit moeten we in ieder geval overeind houden. Op dat punt spreekt het stuk zich op sommige plaatsen wat tegen. Op pagina 9 staat bijvoorbeeld dat die flexibiliteit in het grondgebruik uitgangspunt is, terwijl op een andere plaats toch voorkeursgebieden worden aangewezen. Vervolgens wordt onder het hoofdstuk 'Versterking van de agrarische structuur' onderscheid gemaakt tussen bestaande en nieuwe bedrijven. Hij kan zich daarbij wel het een en ander voorstellen, maar vraagt zich af hoe je dat straks moet vertalen naar je bestemmingsplan. Voor de besluitvorming van vanavond acht hij het belangrijk te weten wat nu de precieze status is van het rapport. Hij heeft er bezwaar tegen als dit stuk op een gegeven moment toetsingskader zou zijn voor ons bestemmingsplan. Wel zou het naar zijn idee een bouwsteen kunnen zijn bij het opmaken van het bestemmingsplan, maar niet meer dan dat. Het streekplan zou het uiteindelijke toetsingskader moeten blijven voor ons bestemmingsplan. Hoe in deze de opstelling van zijn fractie zal zijn, hangt min of meer af van het antwoord van het college met betrekking tot de status van dit stuk. Het bestemmingsplan is inmiddels al een paar keer aan de orde geweest en in dit verband merkt hij op dat het goed zal zijn voor het gebied dat er duidelijkheid komt. Misschien dat het college reeds wat duidelijkheid kan geven over wanneer wij de procedure bestemmingsplan Buitengebied ingaan, of eventueel hoe ver die procedure op dit moment is. De heer VAN YPEREN probeert de zaak van een andere kant te benaderen, hoewel hij het met de vorige sprekers bijna allemaal eens is. Hij vraagt zich af wie nu eigenlijk nog weet welke belemmeringen op zijn grond liggen. We hebben inmiddels zoveel plannen en visies. Is dat alles bij elkaar niet een dwaas geheel? Een integrale beleidsvisie is natuurlijk op zichzelf heel goed, maar door de grote ophoping van plan- en beleidsvisies weet niemand meer waar hij wat mee te maken heeft. Hij vraagt zich zelfs af of de angst voor een sociaal-geografische paragraaf met betrekking tot een regionale beleidsvisie eigenlijk wel noodzakelijk is, want wie leest die dingen daarna nog? De hoofdlijn mag duidelijk zijn en die ligt, zoals ook de heer Zwijnenburg zegt, in een democratisch vastgesteld streekplan. Daar hebben we in eerste instantie mee te maken en dat zal als uitgangspunt moeten dienen voor elke interpretatie van welke plannen dan ook. Natuurlijk moet er aandacht zijn voor Galder/Strijbeek als woongemeenschap, maar het lijkt hem niet nodig dat hieraan toe te voegen, omdat toch niemand dat plan ooit nog leest. Hij is van mening dat er inmiddels genoeg plannen voor die hoek zijn en dat we moeten proberen eventuele verdere plannen af te wijzen. Het besluit luidt in te stemmen met de intentie van deze nota. Daar zij van mening is dat deze nota veel te vérgaand is en teveel indruist tegen onze eigen besluitvorming, zal zijn fractie met wat hier staat in ieder geval niet accoord gaan. De VOORZITTER dankt de sprekers voor hun inbreng en stelt vast dat praktisch de gehele raad niet accoord gaat met deze regionale beleidsvisie. Hooguit kan met de intentie om de visie als bouwsteen te gebruiken worden ingestemd. De heer GEERTS heeft nog een simpele vraag: wat is uiteindelijk het gevolg voor de gemeente Nieuw-Ginneken wanneer met de inhoud van deze nota wordt ingestemd? In hoeverre zijn wij al dan niet aan bepaalde zaken gebonden? Hij vindt het ook onzinnig met om de inhoud in te stemmen, als je er vervolgens toch niets aan gelegen laat liggen. Hij is het met de heer Zwijnenburg eens dat het streekplan ons kader is. Als gemeente

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 260