komen om daar als gemeente later nog van af te wijken. Zijn fractie wil dat in ieder geval niet. De VOORZITTER stelt dat je best af kunt wijken, zolang je maar met een goede motivatie komt. De heer ZWIJNENBURG merkt op dat bij de beantwoording van de op 3 april gestelde vragen duidelijk is gesteld dat het plan in die zin betekenis heeft dat de provincie de verdere planvorming door gemeenten zal toetsen aan dat plan. Daar heeft hij nou juist bezwaar tegen, want hij vindt dat het geen toetsingskader mag worden. Wel mag het wat hem betreft een bouwsteen zijn die we zullen gebruiken bij het opmaken van het bestem mingsplan. Bovendien zou goedkeuring van dit voorstel betekenen dat onze burgers een mogelijkheid tot bezwaar en inspraak wordt ontnomen, omdat je dan een ander toetsings kader hebt ingevoerd waarvoor geen verdere procedure is gevolgd. Ook daartegen heeft hij grote bezwaren. De heer POSTHUMA pleit ervoor dit mee te nemen in onze reactie. Je zou kunnen instemmen met de hoofdlijnen van beleid zoals die zijn vastgelegd in deze regiovisie, maar, a) het mag geen toetsingskader zijn en b) de gemeente stelt uiteindelijk het bestemmingsplan vast en dat bestemmingsplan dient getoetst te worden aan het streekplan. De heer TEUNISSEN is het daar wel mee eens, maar vindt dat we dan een ander besluit moeten nemen dan wat nu voorligt. De VOORZITTER acht het een juiste opstelling dat we richting de voorzitter van de groep duidelijk aangeven dat we de beleidsvisie in grote lijnen kunnen onderstrepen, maar dat we daaraan die extra aandachtspunten toegevoegd willen hebben, zodat we er straks niet aan vastzitten en bij het vaststellen van het bestemmingsplan toch onze eigen beslissingen kunnen nemen. De heer ZWIJNENBURG wijst erop dat zijn fractie toch een paar voorbehouden heeft gemaakt, met name bij die voorkeursgebieden. Daar heeft men toch wel bezwaar tegen. De VOORZITTER merkt op dat het geschrevene over de voorkeursgebieden alleen nieuwvestigingen betreft. De behoefte aan een flexibiler beleid, zoals voorgesteld door de heer Zwijnenburg, proeft zij eigenlijk bij iedereen. Ten aanzien van de vraag wanneer het bestemmingsplan Buitengebied aan de orde komt, antwoordt zij dat eind van dit jaar in de commissie VROM de eerste besprekingen daarover zullen plaatsvinden. Ten aanzien van de beleidsvisie lijkt het haar het beste het op de manier door te geven zoals we het nu verwoord hebben. Zij heeft dus geconstateerd dat de raad niet met het stuk instemt. De heer MARTENS is het daar helemaal mee eens, maar vraagt of het mogelijk is het uiteindelijke antwoord naar het stadsgewest in concept aan de raad voor te leggen. De VOORZITTER kan dat toezeggen. De raad mag alleen niet van het college verwach ten dat in dat antwoord ook precies elk detail zal worden aangegeven. Het college zal zich beperken tot de grote lijnen. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten zoals de conclusie van voorgaande discussie aangeeft.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 262