De VOORZITTER zegt dat voortvarend gewerkt zal worden en dat daarbij aan bewaking gedaan
zal worden, zowel financieel als op het gebied van de voortgang in de bouw.
De heer ZWIJNENBURG merkt op dat waar de huidige gebruikers van de voormalige school zijn
ondergebracht in sociaal-culturele ruimten, er nog geen ruimte is gevonden voor de jeugd. Hij
vraagt ook op dat gebied om voortvarendheid, zodat ook deze groep weet waar ze aan toe is. Hij
weet wel dat dat in de commissie al is toegezegd, maar wil een en ander graag in deze raad
vastgelegd hebben.
De VOORZITTER stelt dat het college zich aan zijn toezegging zal houden en daar al uitvoerig
over in bespreking is.
De heer MARTENS merkt nog op dat waar dit project enerzijds niet de schoonheidsprijs verdient,
er anderzijds toch een prima resultaat ligt. Het totstandbrengen van een openbaar gebouw als het
onderhavige is een zeer weerbarstige materie. Toch is er op alle mogelijke manieren rekening
gehouden met ieders wensen. Hij vindt dat er een goed stuk werk geleverd is.
De heer VAN GILS vindt het maar vreemd wat de heer Martens nu zegt. Sprak hij in eerste
instantie over het niet verdienen van de schoonheidsprijs, nu probeert hij alles goed te praten door
te zeggen dat er regelmatig overleg is geweest. Hijzelf is van mening dat dat niet waar is en hij
blijft beweren dat er procedureel een aantal missers is geweest.
De heer MARTENS zegt in de commissie uitgebreid de procedure beschreven te hebben zoals die
is gegaan en dit is gewoon zijn visie daarop.
De heer VAN GILS wijst de heer Martens erop dat de procedure precies vastligt in de commissie
verslagen.
De VOORZITTER acht het goed dat iedereen zijn mening weergeeft. Een excuus door het college
is op een paar puntjes terecht. Er waren wat procedurefoutjes, die hadden wat helderder gekund.
De heer VAN DE PUT merkt op dat de raad, eertijds geconfronteerd met een krediet van
anderhalf miljoen, er toch vanuit mocht gaan dat dat min of meer all-in was. Hij heeft de indruk
dat de raad destijds een beetje op het verkeerde been gezet is. Vervolgens dacht hij die extra
uitbreidingskosten begrepen te hebben, maar dan is er plotseling sprake van aanpassing budget en
per saldo minder en wordt het hem toch iets te ingewikkeld. De financieel deskundige zou daar
misschien iets over moeten vertellen.
De VOORZITTER zegt toe een en ander voortaan iets helderder op papier te zullen zetten.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten zoals op de agenda is voorgesteld.
16. VOORSTEL TOT VERHOGING VAN HET SUBSIDIE AAN DE STICHTING
PAULUS MUSEUM MET INGANG VAN 1995.
De heer VAN DE PUT wil graag consequent zijn. In het ene geval is de raad bereid geld weg te
geven en hier, waar het een stukje cultuur betreft, wil men dat weer niet.
De VOORZITTER vraagt de heer Van de Put zijn uitspraak te verduidelijken.
De heer VAN DE PUT licht toe dat het college er geen probleem mee heeft de bijdrage voor de
drukriolering te verlagen en het raadsbesluit over Wolfslaar terug te draaien. Nu wordt er door