wordt met harde en duidelijke afspraken, zodat we niet geconfronteerd worden met vage beloften
en toezeggingen.
De heer MARTENS zegt dat ook zijn fractie moeite heeft met dit voorstel. Na bestudering van het
voorstel komt toch de vraag naar boven waarom dat nu op dit moment moet, waarom niet even
gewacht tot de inhoud van het wetsvoorstel omtrent de gemeentelijke herindeling bekend is. Met
die kennis zou je op een juistere manier een besluit hierover kunnen nemen. Op dit moment heeft
hij alleen de vraag waarom we nu ineens afwijken van de motie. Ook hij komt, na bestudering
van het stuk, tot de conclusie dat de provincie druk uitoefent. Toch heeft de gemeente ook haar
eigen verantwoordelijkheid. Hij vraagt zich overigens af hoe zwaar de druk van de provincie is.
Hij ziet in het voorstel maar één element waarop hij overstag zou gaan. Dat is de bebouwing van
het onbebouwde gebied dat, ongeacht de uitkomst van de gemeentelijke herindeling, te allen tijde
bebouwd zal worden. Verder blijft zijn fractie grote moeite houden met het voorstel en men zal
graag van het college horen hoe sterk de druk van de provincie in feite is en wat de consequenties
daarvan kunnen zijn, zodat een afweging gemaakt kan worden. Tot slot heeft hij nog enkele
concrete vragen. Als gesteld wordt dat onze gemeente een deel van de planontwikkelingskosten
zou moeten dragen, waar hebben we het dan over? Ten aanzien van de zinsnede "Tegenover deze
bijdrage kan de afspraak gemaakt wordenvindt hij dat, als we dan toch gaan samenwerken,
gewoon de afspraak gemaakt moet worden dat er ook gebouwd wordt voor de inwoners van de
kernen Bavel, Ulvenhout, Galder en Strijbeek. Voorts staat er in het voorstel dat de provincie
voorstelt een stuurgroep in het leven te roepen onder voorzitterschap van de gedeputeerde
ruimtelijke ordening, terwijl er verder in het stuk gesproken wordt over het oprichten van een
stuurgroep bestaande uit vertegenwoordigingen van de twee colleges. Hij zou graag horen hoe het
een zich verhoudt ten opzichte van het ander.
De heer VAN DER WESTERLAKEN merkt op dat we spreken over een erg kwetsbaar gebied dat
heel zorgvuldig ingevuld dient te worden. Hij is van mening dat dat in overleg moet gebeuren en
dus moet je erbij zijn als er ontwikkeld gaat worden, om te voorkomen dat er zonder ons besluiten
genomen worden. Hij stelt dat vastgehouden dient te worden aan de structuurschets waarin een
aantal van ongeveer 400 woningen wordt genoemd. De bedoeling van het plan is 700 a 800
woningen. Op dat soort zaken kun je alleen invloed uitoefenen als je erbij bent. Voor wat betreft
de ontwikkelingskosten vindt hij dat wanneer wij daaraan meebetalen, er ook woningen voor
Nieuw-Ginneken beschikbaar moeten komen. We zouden daarbij moeten specificeren dat het
sociale huur- en koopwoningen moeten zijn, omdat daar behoefte aan is. Dat is voor zijn fractie
een voorwaarde om met het voorstel mee te gaan.
De heer POSTHUMA begint zijn betoog met de opmerking dat het betreffende gebied hoe dan
ook bebouwd zal worden. De gemeente Nieuw-Ginneken heeft zijn opvattingen daarover
neergelegd in de structuurschets en om die reden moet je zorgen dat je bij de plannen betrokken
blijft. In de commissie is heel duidelijk afgesproken dat het college de commissie VROM van stap
tot stap zal informeren over de voortgang en die daar ook ter discussie zal stellen. Ook is daar
afgesproken dat het college zoveel mogelijk de structuurschets Nieuw-Ginneken bij de besprekin
gen mede als uitgangspunt zal nemen. Onder die condities gaat hij graag accoord met het voorstel.
De heer ZWDNENBURG ziet verschillende kanten aan het verhaal. In de planning wordt ervan
uitgegaan dat pas aan het eind van deze eeuw gebouwd zal worden. Dan komt bij hem toch de
vraag naar boven waarom dit voorstel, zo kort voor de gemeentelijke herindeling, dan toch nog
behandeld moet worden. Dat had dan nog wel een paar maanden kunnen wachten. Van de andere
kant heeft behandeling nu het voordeel dat je mee kunt praten over de invulling. In het verleden is
dat ook gebeurd bij de behandeling van de structuurschets. Dat zou ervoor pleiten om toch nu te
accepteren. Volgens het conceptbesluit gaan wij meebetalen. Naar verwachting zullen de plannen
echter pas na 1997- 1998 concreet worden en het is dan de vraag in hoeverre we ons daar nu aan
moeten binden. Vanuit de andere invalshoek meent hij dat we ons daar wel aan zouden moeten
binden, omdat dat ons het recht geeft woningen voor de inwoners van het huidige Nieuw-