derde lid In individuele gevallen kan het echter voorkomen dat een ander bepaalde kosten voor zijn rekening neemt. Hierbij kan bijvoor beeld gedacht worden aan LAT-relatiesAls de ander in belang rijke mate uitgaven voor de belanghebbende voor zijn rekening neemt, waardoor diens bestaanskosten lager zijn, biedt artikel 44 van de Algemene bijstandswet de mogelijkheid om de bijstand daarop af te stemmen (artikel 44 bepaalt: 'Bij de vaststelling van de middelen worden giften van instellingen en personen niet in aanmerking genomen voor zover dit, gezien de bestemming en de hoogte van de giften, uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord is'In andere situaties biedt de algemene indivi- dualiseringsbevoegdheid de mogelijkheid om zonodig de bij standsverlening in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie van de belanghebbende. Door de toevoeging van het tweede lid wordt bereikt, dat de alleenwonende alleenstaande, die aantoonbare woonkosten heeft, in alle gevallen de toeslag van 2 0% van het minimumloon ontvangt. Als de alleenstaande of de alleenstaande ouder van 21 jaar en ouder noodzakelijke bestaanskosten kan delen, bestaat recht op de helft van de maximale toeslag, behoudens als voor de woning geen woonkosten verschuldigd zijn. Dit 'delen' zal vaak betrek king hebben op woonkosten. Heeft men woonkosten en kunnen bestaanskosten gedeeld worden, dan heeft men recht op een toe slag van 10% van het minimumloon. De uitkering komt daarmee op het 60%-niveau'hetgeen gelijk is aan de BLN-norm voor een woningdeler Voor alleenstaanden van 21 en 22 jaar, die bestaanskosten kunnen delen, is eveneens voorzien in een toeslag. De uitkering op basis van artikel 30, sub a van de Algemene bijstandswet (50% niveau) komt hiermee boven het uitkeringsniveau voor een 21- en 22-jarige woningdeler, zoals dat gold tot 1996. Op grond van artikel 4, derde respectievelijk vierde lid, wordt echter een korting toegepast voor 21- en 22-jarige alleenstaanden. Ook het delen van andere bestaanskosten kan aanleiding zijn tot het beperken van de bijstand tot het 6 0%-niveau. Daarvan is bijvoorbeeld sprake, in een situatie van een inwonend, niet ten laste komend kind. Ook kamerbewoners en kostgangers kunnen op grond van dit lid een toeslag krijgen, mits aangetoond wordt dat zij woonkosten verschuldigd zijn. Het onderscheid tussen kamerbewoners en kostgangers is niet altijd even duidelijk. Om die reden wordt in de toeslagensystematiek geen nader onderscheid gemaakt tussen beide categorieën. Een kamerbewoner zal zijn woonkosten doorgaans niet delen. Er kan wel sprake zijn van het delen van kosten voor bewassing, telefoon, tijdschriften, duurzame gebruiksgoederen e.d.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 488