vijfde lid zesde lid In het BLN was de hoogte van de uitkeringen van alleenwonende alleenstaanden van 21 en 22 jaar gekoppeld aan de minimumjeugd lonen. Voor een 22-jarige bedraagt het netto-minimumjeugdloon per maand 1.539,83 en voor een 21-jarige is dit 1.344,77 per maand (niveau 1 januari 1995) Met de korting wordt rekening gehouden met de hoogte van het minimumjeugdloon, zodat de hoogte van de uitkering geen belem mering vormt voor de aanvaarding van arbeid, gezien het niveau van het minimumjeugdloon, met name in relatie tot arbeid in JWG-dienstverbandVoor de alleenstaande van 21 jaar is de hoogte van de uitkering iets lager dan op grond van het huidige BLN; voor de alleenstaande van 22 jaar is dit iets hoger. De hoogte van de uitkering voor schoolverlaters kan lager worden vastgesteld. Deze bevoegdheid is opgenomen in artikel 3 6 van de Algemene bijstandswet. Artikel 3 6 van de Algemene bijstandswet bepaalt dat de bij standsnorm of de toeslag lager vastgesteld kan worden voor de belanghebbende die recent de deelname heeft beëindigd aan onderwijs of beroepsopleiding op grond waarvan aanspraak bestond op studiefinanciering op grond van hoofdstuk II van de Wet op de studiefinanciering dan wel op kinderbijslag. Van een recente beëindiging van de deelname aan onderwijs of beroepsop leiding is sprake zolang nog geen periode van een half jaar is verstreken, gerekend vanaf het tijdstip van die beëindiging. Met toepassing van artikel 36, lid 3 wordt voor de belangheb bende voor wie op grond van artikel 2, tweede lid, van de Jeugdwerkgarantiewet de werkloosheidsduur wordt verlengd, de termijn van een half jaar met ten hoogste twee kalenderkwar talen verlengd. Op grond van het BLN is de hoogte van de uitkering voor school verlaters van 21 tot 27 jaar gedurende het eerste half jaar van de werkloosheid afgestemd op het niveau van de budgetten voor levensonderhoud op grond van de Wet studiefinanciering. Door de normbedragen voor schoolverlaters af te leiden van de bijstandsnorm voor een bijstandsnorm voor een 18-jarige werd zowel een aansluiting bij de studiefinanciering bereikt als een welvaartsafhankelijke ontwikkeling van die normen. De boven grens van 27 jaar sluit aan bij de leeftijdsgrens in de WSF van 27 jaar. Deze leeftijd geldt bovendien als bovengrens in het kader van de sluitende aanpak van de Jeugdwerkgarantiewet. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 3, vierde lid. zevende lid Zie hiervoor de toelichting bij artikel 3, vijfde lid.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 491