kenbaar heeft gemaakt wat ze willen op het gebied van de huisvesting. De discussie moet volgens
hem gaan over de vraag of het jeugdhonk ook elders dan in het Sociaal-Cultureel Centrum
gehuisvest kan worden. Hij betreurt het dat de wethouder daaraan voorbij gaat.
De heer POSTHUMA vraagt of de heer Geerts mogelijkheden ziet om het jeugdhonk alsnog in het
Sociaal-Cultureel Centrum te huisvesten.
De heer GEERTS zegt dat hij nog steeds denkt dat dit wel kan. Het huisvesten van jongeren in
wat hij keten noemt vindt hij beneden peil.
De heer ADRIAANSEN dringt erop aan om de discussie Komplan Bavel zo snel mogelijk naar
buiten te brengen. Bij het plan Kraaijenberg is hij blij dat het college niet zwicht voor het eerste
het beste dreigement. Voor de vuilstort Bavel/Dorst is hij blij dat de wethouder bij de Stadsregio
Breda aangekaart heeft om eerst een onafhankelijk onderzoek te laten verrichten, voordat met de
werkzaamheden begonnen wordt.
De heer MARTENS zegt over de herindeling dat het hem gaat over de manier waarop met elkaar
wordt omgegaan. Luisteren naar elkaar en een goede communicatie vindt hij belangrijk. Hij vraagt
wat de insteek is van het college bij het overleg met de provincie over het ouderenbeleid. Hij
herhaalt zijn vraag over het verkeersveiligheidsplan. De vraag is waar de vijftigduizend gulden,
die jaarlijks beschikbaar zijn voor kleinere projecten, voor zullen worden ingezet. Hij ondersteunt
de inzet bij het overleg over de Kraaijenberg. Hij vraagt waarom het Komplan Bavel in besloten
heid besproken moet worden. Hij ondersteunt de inventarisatie over de WVG.
De heer POSTHUMA vraagt zich af of het niet verstandiger is om eerst de discussie te voeren,
zonder de druk van een financieel tekort.
De heer MARTENS zegt die druk nog niet te voelen, omdat hij de uitslag van de inventarisatie
nog niet kent.
De heer POSTHUMA zegt dat het wat hem betreft toch gaat over de financiële consequenties.
De heer MARTENS zegt dat hij de garantie wil dat als, uit de inventarisatie blijkt dat er extra
financiële middelen nodig zijn, die er ook moeten komen uit de algemene middelen.
De VOORZITTER zegt van mening te zijn dit al te hebben aangegeven.
De heer PLATZBEECKER gaat accoord met het gesprek over de stadswacht. Hij wil ook de
mogelijkheden daarvan bespreken. Hij gaat ervan uit dat de verhoging van de onroerend-zaakbe-
lasting ook inderdaad beperkt blijft tot 6% zoals afgesproken. Hij hoopt dat het Markdal snel
afgerond zal zijn, want dat is volgens hem dringend nodig. Hij vraagt zich af of het nuttig is nog
eens met elkaar te praten over de Casema-aansluitingen en andere ontvangstmogelijkheden. Hij
stelt voor om een gebaar te maken in de richting van de inwoners op het gebied van het grof-vuil-
tarief. Hij stelt voor de bijdrage van 11,75 af te schaffen. Het gaat volgens hem over
25.000,-. Hij stelt tot slot voor om de milieudag te organiseren, samen met de commissie die
daarvoor is ingesteld. Dit, omdat het dan een initiatief wordt vanuit de bevolking en niet alleen
vanuit het gemeentebestuur.
De heer WILLEMSEN vestigt de aandacht op het fietspad langs de Mark en het voetpad langs de
Galderseweg.
De heer MARTENS voegt hieraan toe dat hij van mening is, dat de second opinion bij de WVG-
gelden gegeven moet worden door een onafhankelijke arts.