tandartskosten;
inkomensondersteunende voorzieningen zoals dieetkosten en waskosten.
We hebben - na advies van de Commissie Welzijn - op 2 maart 1995 beleid met betrekking tot
de laatstgenoemde voorzieningen vastgesteld. Dit beleid blijft onverkort van kracht.
2.2 Wat gaat er nu veranderen met ingang van 1 januari 1996?
De nieuwe wet kent een aantal ingrijpende wijzigingen met betrekking tot bijzondere bijstand.
op dit moment moet de gemeente bij het verstrekken van bijzondere bijstand in de
meeste gevallen rekening houden met een bedrag dat door de aanvrager zelf moet
worden betaald, het drempelbedrag; de gemeente kan dit nu geheel of gedeeltelijk
afschaffen;
nu geldt dat de periode waarover de draagkracht eigen middelen voor het betalen
van bijzondere kosten) wordt vastgesteld één jaar is; de gemeente kan nu de draag
krachtperiode en de datum waarop deze ingaat zelf bepalen;
op dit moment is via wettelijke regels nog voorzien in toeslagen boven de genormeerde
bijstand, zoals voor woonkosten of ter overbrugging naar een nieuwe financiële situatie.
In de nieuwe Abw behoren deze toeslagen niet meer tot de algemene, maar tot de
bijzondere bijstand;
de huidige regels over de hoogte van de uitkering houden rekening met zelfstandig
wonende jongeren van 18 tot 21 jaar. De nieuwe wet kent voor hen een lagere uitke
ring. In veel gevallen zal de algemene bijstand onvoldoende zijn om te voorzien in alle
bestaanskosten. Als de ouders niet bij (kunnen) springen, is bijzondere bijstand geboden;
jongeren, die in een inrichting verblijven, zijn uitgesloten van algemene bijstand: zij zijn
dus geheel op hun ouders, dan wel op bijzondere bijstand, aangewezen;
op grond van de huidige regels is het niet mogelijk om bijstand om niet te verstrekken
voor duurzame gebruiksgoederen; op grond van de nieuwe wet is dit wel mogelijk;
mogelijkheid om bijzondere bijstand in de vorm van krediethypotheek te verstrekken.
In het vervolg gaan we nader in op het beleid dat wij voorstaan ten aanzien van elk van de
hierboven genoemde onderwerpen.
3. Drempelbedrag
In de huidige wet is het drempelbedrag verplicht voorgeschreven. Alleen als het gaat om
leenbijstand of om kosten, die voortvloeien uit aan de uitkering verbonden verplichtingen, wordt
het drempelbedrag niet toegepast. Dit betekent dat bijzondere bestaanskosten tot een bedrag
van f 186,- niet worden vergoed. Ook iemand met een minimum-inkomen moet
uit dat inkomen dus de eerste f 186,- aan kosten zelf opvangen. Dit drempelbedrag is ooit als
administratieve drempel ingevoerd, maar leidde naar verloop van tijd tot de veronderstelling dat
mensen met een minimum-inkomen deze kosten zelf kunnen dragen. Zeker als het gaat om
mensen die langdurig op een uitkering zijn aangewezen, wagen wij dit te betwijfelen.
De nieuwe regels decentraliseren ook het beleid inzake het drempelbedrag: burgemeester en
wethouders mogen vaststellen of, en zo ja in welke gevallen en tot welk bedrag, een drempel
bedrag wordt toegepast. Als enige beperking geldt een maximumbedrag. Dit is gelijk aan het
huidige bedrag. Wij zijn er dan ook voorstander van om dit drempelbedrag af te schaffen. Wel
willen wij een administratieve drempel hanteren om te voorkomen dat afschaffing van het
drempelbedrag leidt tot veel 'kruimelaanvragen'. deze administratieve drempel bedraagt dan f
50,—. Als de kosten meer dan f 50,— bedragen dan worden alle kosten, die daarvoor in
aanmerking komen, betaald uit de bijzondere bijstand.
Nieuw-Ginneken
beleid bijzondere bijstand