Er zijn echter wel uitzonderingen. We denken hierbij bijvoorbeeld aan een zelfstandige wonende moeder of iemand met een verslaving voor wie de JWG nog geen oplossing biedt. Als jongeren uit deze leeftijdscategorie een beroep op bijstand moeten doen, dan wordt de hoogte van de algemene bijstand op grond van artikel 29 van de Algemene bijstandswet afgestemd op de hoogte van de kinderbijslag van f 325,-- per maand; voor een alleenstaande ouder is dit f 645,- - per maand. Deze bedragen zijn uiteraard niet toereikend voor jongeren die zelf in de kosten van het bestaan moeten voorzien. Hij zal zich daarom op de eerste plaats voor zijn onderhoudsrecht moeten wenden tot zijn ouder(s). Als dat geen oplossing biedt dan kan een beroep worden gedaan op aanvullende bijzondere bijstand. De jongere moet zelf aantonen dat hij geen beroep kan doen op zijn ouder(s). Voor het bepalen van het recht op aanvullende bijstand voor de zelfstandig wonende jongere willen we zoveel als mogelijk aansluiten bij de bepalingen in artikel 5, lid 3 van het BLN en daarom de volgende criteria hanteren: a. de middelen van de ouder(s) zijn ontoereikend (waarbij wordt uitgegaan van de ruimte boven het voor hen geldende bijstandsniveau); of b. de ouder of de ouders zijn overleden of wonen in het buitenland; of c. de jongere is in het kader van de Wet op de jeugdhulpverlening (Staatsblad 1989, 360) buiten het gezinsverband van zijn ouders geplaatst; of d. er is sprake van een te accepteren wegloopsituatie; of e. de jongere woont op de ingangsdatum van de bijstandsverlening al 12 maanden of langer niet op het adres van zijn ouder of ouders. Om geen afbreuk te doen aan de ouderlijke onderhoudsplicht, moet de bijzondere bijstand in situatie d verhaald worden op de ouder(s). Als er in voorkomende gevallen sprake is van een recente beëindiging van de deelname aan onderwijs of beroepsopleiding als bedoeld in artikel 36, lid 2 van de Algemene bijstandswet (schoolverlater), dan wordt de omvang van de totale bijstand tot het bereiken van de 21-jarige leeftijd begrensd door het niveau van het levensonderhoud dat geldt voor een uitwonende jongere die is aangewezen op studiefinanciering. In de overige gevallen wordt de jongere voor wat betreft de hoogte van de noodzakelijke kosten gelijk gesteld met een 21-jarige. Dit laatste is ook van toepassing op een alleenstaande ouder die schoolverlater is. 5.4 Verzekeringen In het huidige BLN wordt nog rekening gehouden met de kosten van particuliere ziektekosten verzekering, voor diegenen, die niet in aanmerking komen voor ziekenfondsverzekering. De nieuwe wet kent geen dergelijke toevoeging aan de norm meer. Dat betekent dat voor deze kosten voortaan bijzondere bijstand dient te worden verleend. Hetzelfde geldt voor de kosten van premie voor arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen. Van belang is nu om te bepalen in welke omstandigheden aanspraak kan worden gemaakt op vergoeding van de kosten van een particuliere verzekering tegen ziektekosten en welk niveau van verzekering noodzakelijk wordt geacht. Dit geldt ook voor de kosten van een arbeidsonge schiktheidsverzekering. Dit komt in de praktijk nauwelijks voor. In voorkomende situaties zullen de omstandigheden en de noodzakelijk bezien worden. Hierbij zal als uitgangspunten gelden dat er sprake moet zijn van een noodzaak waarbij er buiten de schuld van cliënt geen recht bestaat op verzekering op grond van de bijstand. Er moeten sprake zijn van een adequate dekking die aansluit op de dekking die de reguliere verzekering biedt met zo weinig mogelijk eigen risico. Nieuw-Ginneken beleid bijzondere bijstand

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 707