11. VOORSTEL TOT VASTSTELLING VAN EEN BELEIDSPLAN OP GROND VAN
ARTIKEL 118 VAN DE AWB. ARTIKEL 42 VAN DE IOAW EN ARTIKEL 42
VAN DE IOAZ.
De heer GEERTS complimenteert het college met dit heldere stuk. Hij informeert naar het
contract met het RBA over toeleiding naar de arbeidsmarkt en de bemiddeling, als een nieuwe
taak voor de gemeenten. Hij vindt het feit dat de gemeente bij die taak wel verantwoordelijk is,
maar tegelijkertijd afhankelijk van een andere organisatie is, een extra complicatie.
De heer MARTENS spreekt ook van een prima stuk werk, waar menige gemeente een voorbeeld
aan kan nemen. Hij vraagt aandacht voor de stille armoede. Juist met de Bijzondere Bijstand heeft
de gemeente een mogelijkheid daar op meerdere manieren wat aan te doen.
De heer VAN DE PUT heeft wat meer moeite met het stuk. Hij wil extra aandacht geven aan de
nieuwe Algemene Bijstandswet, samen met de Wet Voorzieningen Gehandicapten. Hij constateert
een toenemend verschil tussen rijk en arm als gevolg van de wereldwijde vrije markteconomie. De
gemeenten worden nu aan de onderkant met de gevolgen daarvan geconfronteerd. Hij ziet een
afname van de verzorgingsstaat. Hij is nogal pessimistisch over de verdere ontwikkelingen. De
afstanden worden volgens hem steeds groter. Hij vindt de term 'rechtmatigheid' uit de nota dan
ook nauwelijks gerechtvaardigd. Hij is niet tegen deze nieuwe regels, maar hij is er niet kapot
van. Hij is wel blij met de toezegging uit het beleidsplan om problemen zorgvuldig aan te pakken.
Bij fraude met betrekking tot zwart inkomen is hij van mening, dat er ook iets gedaan zou moeten
worden aan degenen die die inkomens zwart betalen. Hij is tegen het geven van aandacht aan
anonieme tips. Hij denkt dat het moeilijk zal blijven mensen aan de slag te krijgen. Ook gelooft
hij niet in de haalbaarheid van volledige werkgelegenheid. Hij vraagt of het mogelijk is de lokale
heffingen voor bijstandsgerechtigden voor 1996 kwijt te schelden. Tevens vraagt hij of het
mogelijk is om rechthebbenden op bijzondere bijstand actief te bezoeken, om een gang naar het
loket overbodig te maken.
De heer POSTHUMA reageert met de woorden dat hij ietwat onder de indruk is gekomen van het
pleidooi van de heer Van de Put en stelt vervolgens dat deze bijdrage beter gepast had in de
algemene beschouwingen van de vorige vergadering. Hij had dan beter van repliek kunnen dienen.
Vervolgens wil ook hij op de drie agendapunten over de bijstandswet gezamenlijk reageren. Hij
constateert eveneens dat de gevolgen van beleid op hogere niveaus nu op het niveau van de
gemeenten moeten worden opgevangen. Hij heeft ook waardering voor de voorstellen. Hij pleit
voor een regelmatige evaluatie en bijstellingen waar nodig. Ook hij vraagt om te bezien of lokale
heffingen kunnen worden kwijtgescholden en te zien hoe zich dat verhoudt met het bedrijven van
inkomenspolitiek.
De heer GOOS spreekt ook van een goede en duidelijke nota. Hij pleit voor een regelmatige
evaluatie. Hij vindt niets terug over de controletaak van de gemeente. Voorts mist hij bij de
bijzondere bijstand de toegezegde wijziging op het punt van het verhalen van aanvullende bijstand
aan zelfstandig wonende jongeren, op hun in het buitenland wonende ouders.
Wethouder ROPS zal de complimenten van de raad overbrengen aan de maker van het stuk. Hij is
ook voorstander van regelmatige evaluatie. De wijziging, waar de heer Goos naar vraagt, volgt
nog. Hij zegt toe het kwijtscheldingsbeleid nog eens te zullen bekijken en daarmee bij de raad
terug te zullen komen. Het contract met de RBA moet inderdaad nog naar de raad. Fraude met
zwart betalen is volgens hem moeilijk aan te pakken binnen de regels. Ook hij is van mening met
anonieme tips niet veel te kunnen. Hij zegt een evaluatie toe en zal daarmee bij de raad terugko
men.
De heer GEERTS pleit ervoor om na te gaan welke mogelijkheden er zijn voor een gemeentelijk
minimabeleid.