Namens de fracties in de raad aanwezig: Gemeentebelangen Bavel: P. Teunissen C.D.A. B. Zwijnenburg V.V.D. H. van Gils Lijst 6 B.C. Martens Leefbaarheid N.G. J. van der Westerlaken. De heer VAN YPEREN stelt dat we met betrekking tot de ingediende motie, waarin wordt voorgesteld agendapunt 5 als basis te gebruiken voor een volksraadpleging, geconfronteerd worden met onze eigen voorschriften. Artikel 10 van de zojuist vastgestelde referendumverorde ning geeft namelijk aan: "Aan de kiezers wordt de vraag voorgelegd of zij vóór danwel tegen het in het raadsvoorstel vervatte concept-besluit zijn." De vraagstelling wordt dus door de raad voorgelegd. Uiteraard was het het college niet bekend dat middels een motie om een referendum zou worden gevraagd. Gezien het feit dat de Provinciale Staten-verkiezingen reeds op 8 maart worden gehouden, is het zaak dat het college zo snel mogelijk met een voorstel voor de vraagstel ling naar de raad komt. De heer Van Yperen stelt in dit verband voor niet de volgende raad af te wachten, maar het voorstel schriftelijk aan de raadsleden voor te leggen. Vaststelling kan dan in de volgende raad geschieden. De VOORZITTER acht dit een juiste opmerking en denkt dat in wezen ook zo gehandeld moet worden. De vraagstelling zal schriftelijk aan de raad ter goedkeuring worden voorgelegd, om in ieder geval conform onze eigen regels te werken. De heer MARTENS wijst erop dat de vraag om een referendum uit de bevolking is gekomen en met name door Dorp Bavel in eerste instantie naar voren is gebracht, ondersteund door college en raad. Hij heeft het erg moeilijk met de berichtgeving in de pers, waarin enigszins badinerend wordt gedaan over de uitslag van een referendum. In zijn brief geeft de minister terecht het onderscheid aan tussen een bindend en een raadgevend referendum, maar tevens zegt hij dat een gemeente geen referendum kan houden over een onderwep waar geen eindverantwoordelijkheid voor is, en we hebben nu eenmaal niet de eindverantwoordelijkheid voor de gemeentelijke herindeling. Gezien de uitspraken van de staatssecretaris in Prinsenbeek, is hij bang dat op dezelfde manier met dit raadgevend referendum wordt omgegaan. Hij is van mening dat volksvertegenwoordigers en ook de mensen in de Tweede Kamer op een andere manier met de stem des volks moeten omgaan. Wij houden dit referendum om, naast de verkiezingen, ook de stem van het volk te horen en richting de Tweede Kamer het duidelijke signaal af te geven dat Nieuw-Ginneken een Grote Groene Gemeente wil. Dat signaal willen wij ons deel laten zijn van de discussie in de Tweede Kamer. Hij blijft het een gemis vinden dat een dergelijk referendum niet in Breda wordt gehouden. Namens zijn fractie ondersteunt hij van harte het referendum. De VOORZITTER wil voor de duidelijkheid nu reeds antwoorden. Zij is van mening dat de staatssecretaris zich inderdaad badinerend heeft uitgelaten over het houden van een referendum en eerst beter had moeten nadenken alvorens zo'n uitspraak te doen. Het in Nieuw-Ginneken te houden referendum zal raadplegend zijn en is bedoeld om nog eens te horen wat de bevolking van Nieuw-Ginneken in zijn totaliteit denkt over de gemeentelijke herindeling en over het door Provinciale Staten op 2 september genomen besluit. Met dat referendum verwachten wij dat duidelijk wordt aangegeven het niet eens te zijn met dat besluit. Voorts is de voorzitter van mening dat de staatssecretaris zich niet goed vergewist heeft van het Europees Handvest, dat ook door Nederland is ondertekend en waarin, in artikel 5, staat: "Wijzigingen van plaatselijke gebiedsgrenzen worden niet aangebracht zonder vooraf de desbetreffende plaatselijke gemeen-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 87