De VOORZITTER geeft de heer Geerts volkomen gelijk. Het betreffende artikel zal opnieuw
bekeken en aangepast worden.
De heer MARTENS vraagt een verduidelijking ten aanzien van de samenstelling van de commis
sie. Als hij het goed begrijpt, zitten er straks 12 mensen van de vakbonden aan tafel. Is dat de
bedoeling en is dat verstandig?
De VOORZITTER zegt dat in punt 3 staat dat voor de vertegenwoordiging van de organisaties per
centrale, bedoeld in artikel 1 lid 2, twee leden en hun plaatsvervangers worden aangewezen. Dat
zou betekenen dat van onze organisatie niet elke bond aanwezig kan zijn. Een en ander is nog
eens nadrukkelijk bekeken, hetgeen geresulteerd heeft in een bijstelling. Bij artikel 2 punt 3 dient
de raad te lezen: "Voor de vertegenwoordiging van de organisaties bedoeld in artikel 1 lid 2
wordt, voorzover deze zitting hebben in het plaatselijk georganiseerd overleg, per centrale en per
gemeente 1 lid en diens plaatsvervanger aangewezen. De aanwijzing geschiedt door en uit de
organisaties." De gemeente Nieuw-Ginneken heeft drie organisaties waarin de leden zijn
georganiseerd, zodat er drie leden in het georganiseerd overleg komen zitten.
De heer VAN DE PUT bewandelt een zijweggetje en stelt een vraag naar aanleiding van de
tweede alinea van het voorstel. Daar wordt vermeld dat er onlangs een aantal werkgroepen is
geïnstalleerd. Een van die werkgroepen zou onder andere gaan studeren op de opheffingsnorm
voor openbaar en bijzonder onderwijs. Dat zou zijns inziens wel eens een heel vervelende zaak
kunnen worden, omdat een aantal scholen hierdoor in hun bestaan bedreigd worden. Er dient dus
een beleid uitgestippeld te worden om sociografische grenzen vast te stellen. Naar hij vernomen
heeft, wacht die werkgroep thans op een antwoord. Hij verwacht dat het college zal antwoorden
dat het bestuurlijk overleg nog altijd niet bij elkaar komt. Hij vreest dat er toch een aantal
problemen ligt dat straks met de achterkant van een bote bijl opgelost moet worden.
De VOORZITTER wijst erop dat de verordening voor het georganiseerd overleg aan de orde is.
De heer VAN DE PUT zegt het zijweggetje te hebben aangekondigd. Hij keert terug naar het
onderwerp en vraagt zich af hoe die commissie zou kunnen functioneren, daar de voorzitter nog
door het college benoemd moet worden.
De VOORZITTER licht toe dat hier slechts sprake is van het vaststellen van een verordening.
Eenmaal samengesteld zal het bestuurlijk overleg te zijner tijd aan die verordening gaan werken,
maar dat is nu niet aan de orde. De verordening zegt dat het bestuurlijk overleg die beslissingen
moet nemen. Het feit dat de samenstelling van dat overleg nog niet geregeld is, is nu niet
belangrijk. Het college wil gewoon alles klaar hebben liggen als de Tweede Kamer werkelijk
gesproken heeft.
De heer VAN DE PUT concludeert dat het bijzonder georganiseerd overleg dus nog niet kan
starten.
De VOORZITTER beaamt dat. De voorbereidingen kunnen worden gestart, maar de bestuurlijke
beslissingen kunnen pas worden genomen als de Tweede Kamer gesproken heeft.
De heer VAN DE PUT vindt dat ook de commissie voorbereiding nodig heeft en nu een beetje
nodeloos moet wachten tot het bestuurlijk overleg bij elkaar komt.
De VOORZITTER zegt dat slechts gewacht wordt tot de beslissing gevallen is. Daar gaat het om.
Ten aanzien van het door de heer Van de Put bewandelde zijweggetje antwoordt zij dat de te
nemen beslissingen genomen worden als de Tweede Kamer beslist heeft. Zo heeft de raad het
altijd verwoord en op die voet zal worden verder gegaan.