De heer WILLEMSEN verzoekt het college ten aanzien van de punten J. en K. wat haast te
betrachten. De vakantieperiode is aanstaande en naar zijn oordeel zijn dit punten die snel
afgewerkt zouden kunnen worden.
De VOORZITTER merkt op dat beide stukken, zoals vermeld, in handen van het college worden
gesteld. Het college zal trachten een en ander zorgvuldig en snel te bekijken.
De heer TEUNISSEN zegt dat bij 'in handen stellen van het college' ook staat: 'Ter voorbereiding
van nadere voorstellen'. De raad kan wel om spoed vragen, maar er zullen, zijns inziens, toch
raadsvoorstellen voor moeten komen. Die raadsvoorstellen kunnen op zijn vroegst in de eerstvol
gende raadsvergadering behandeld worden.
De VOORZITTER merkt op toegezegd te hebben dat het college spoed en zorgvuldigheid zal
betrachten. Afhankelijk van die spoed en zorgvuldigheid zullen de voorstellen al dan niet in de
eerstvolgende raadsvergadering komen. Voorts wijst zij nog op drie nagezonden ingekomen
stukken, die ook door de raad geaccordeerd zouden moeten worden.
Ten aanzien van de ingekomen stukken wordt besloten zoals op de agenda is voorgesteld.
4. VOORSTEL TOT ONDERZOEK VAN DE GELOOFSBRIEF EN TOT TOELA
TING VAN HET NIEUW BENOEMDE RAADSLID. MEVROUW D.G. VONK-
BERGEREN.
De VOORZITTER meldt dat de geloofsbrief is onderzocht door een commissie, bestaande uit de
heren Teunissen, Zwijnenburg en Posthuma.
De heer TEUNISSEN spreekt namens de commissie en deelt mede dat de geloofsbrief is
onderzocht en in orde is bevonden. Hij merkt op het prettig te vinden dat een dame de raad komt
versterken.
De VOORZITTER feliciteert mevrouw Vonk met het resultaat van het onderzoek van haar
geloofsbrief.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten zoals op de agenda is voorgesteld.
5. VOORSTEL TOT HET AANWIJZEN VAN EEN LID IN DE GEWESTRAAD VAN
HET STADSGEWEST BREDA TER OPVOLGING VAN DE HEER H.M.C.J. VAN
GILS.
De VOORZITTER licht toe dat middels het raadsvoorstel de heer Zwijnenburg wordt voorgedra
gen als lid van de Stadsgewestraad.
De heer TEUNISSEN stelt namens alle raadsfracties voor tot lid te benoemen de heer Zwijnen
burg. Als plaatsvervangend lid stelt hij voor de heer Platzbeecker.
De VOORZITTER gaat over tot schriftelijke stemming en benoemt de heren Adriaansen en Goos
tot stemcommissie.
Na schriftelijke stemming blijkt dat de heren Zwijnenburg, met 13 stemmen, en Platzbeecker, met
14 stemmen, zijn benoemd tot respectievelijk lid en plaatsvervangend lid in de Gewestraad van het
Stadsgewest Breda. Bij de benoeming van de heer Zwijnenburg was sprake van één blanco stem.
De VOORZITTER feliciteert de beide heren met hun benoeming.
2