uitbreiding bespreekbaar was, mits de noodzaak daarvan goed was onderbouwd. Daar deze
onderbouwing momenteel ontbreekt en een beoordeling daarvan de nodige tijd vergt, is het college
niet bereid zijn standpunt te wijzigen. Hoewel het IMW zich bij de afwijzing van de gevraagde 48
uur heeft neergelegd, heeft hij toch gemeend daar een lans voor te moeten breken. Nu blijkt dat
ook van de kant van het college geen contact is gelegd met het IMW ter verkrijging van een extra
onderbouwing. Hij vindt dat een enigszins vervelende zaak. Naar aanleiding van een onlangs
gehouden IMW-vergadering, wijst hij op de hoge werkdruk in het AMW en het Bureau Sociale
Raadsleden, hetgeen zich vertaalt in wachttijden voor nieuwe cliënten. Bovendien manifesteren
zich burn-out verschijnselen bij een aantal medewerkers van het instituut. Hoewel binnen het
instituut getracht wordt daar iets aan te doen, wil hij toch het college nogmaals vragen om over de
herindeling heen het oorspronkelijke verzoek van het IMW in te willigen. Hij acht dat te meer
noodzakelijk omdat het IMW straks districtsgewijs gaat werken, in overleg met Breda. Wanneer
er dan gesproken wordt over de invulling van een batig saldo, dan wil hij toch met enige emotie
vragen om daarbij dan toch het IMW tegemoet te komen.
De heer GEERTS begrijpt het pleidooi van de heer Van de Put niet helemaal. In feite vraagt hij
de raad om op grond van zijn pleidooi, zonder onderliggende stukken en zonder onderbouwing,
zomaar akkoord te gaan met een uitbreiding. Het lijkt hem niet redelijk dat op dit moment van de
raad te verlangen. Een eventueel in de toekomst te nemen besluit dient zijns inziens onderbouwd
te zijn zoals in het stuk wordt beschreven. Ook denkt hij niet dat een emotioneel betoog een goede
basis is voor besluitvorming, op welk terrein dan ook. Hij kan zich voorstellen dat de heer Van de
Put iets vervelend vindt, maar wat hijzelf als raadslid vervelend vindt is, dat een deel van de
verhoging van die exploitatie te maken heeft met een besluit van het IMW om andere huisvesting
te nemen, hetgeen tot hogere kosten heeft geleid, en dat zonder terugkoppeling vooraf naar deze
en andere gemeenten doorberekent. Overigens stemt zijn fractie in met het voorstel.
Wethouder ROPS merkt op dat er een gegronde reden moet zijn om van 40 naar 48 uur te gaan.
Die reden zal er misschien wel zijn, maar hij acht een week te kort om met een goede onder
bouwing van dat verzoek te komen. Bovendien vindt hij het met het oog op de herindeling niet
redelijk om de volgende gemeente op te zadelen met structurele meerkosten. Komende week zal er
onder andere over dit onderwerp gesproken worden met de nieuwe directie van het IMW.
Daarnaast zouden ook de omliggende gemeenten geraadpleegd moeten worden, om vergelijkings
materiaal te hebben. Het college is bereid tot een gedegen onderzoek, waarbij een goede
onderbouwing van de gevraagde 48 uur noodzakelijk is. Hij hoopt hier 3 september op terug te
kunnen komen.
De heer VAN GILS vraagt of hij goed begrijpt dat de wethouder voorstelt het voorstel terug te
nemen en op 3 september opnieuw in de raad te brengen.
Wethouder ROPS stelt dat nu wel de begroting moet worden goedgekeurd, evenals de verhoging
van het bedrag voor Slachtofferhulp. Hij vraagt dus om goedkeuring van het voorliggende
voorstel. Intussen zal hij proberen de onderbouwing zover rond te krijgen dat hij op 3 september
met een voorstel kan komen om van 40 naar 48 uur te gaan.
De VOORZITTER zegt dat dit niet bij voorbaat inhoudt dat zo'n voorstel er komt. Eerst zal er de
onderbouwing moeten zijn, die vervolgens nog zorgvuldig door het college bekeken zal worden.
De heer VAN GILS meent dat de wethouder een voorstel heeft toegezegd voor 3 september.
Wethouder ROPS zegt dat dit alleen geldt als de onderbouwing uitwijst dat er naar 48 uur gegaan
moet worden. Anders geldt het huidige voorstel.
6