NOTULEN VAN DE VERGADERING VAN DE RAAD D.D. 8 OKTOBER 1996.
Aanwezig: de leden van de raad:
de heren C. Adriaansen, C.G.M. Geerts, A.P.M. Goos, mevr. C.A.M. Kolen, de
heren B.C. Martens, H.H.M. Platzbeecker, G. Posthuma, C.A.J. van de Put,
J.A. Rops, P.H.M. Teunissen, mevr. D.G. Vonk, de heren J.C. van der Wester-
laken, W.Ch. Willemsen, P. van Yperen en B. Zwijnenburg;
Voorzitter: A.T.J. Bax-Broeckaert;
Secretaris: J.G. Coppens.
1. OPENING EN AANWIJZING VOORSTEMMER.
De VOORZITTER opent de vergadering met het voorgeschreveen gebed en heet alle aanwezigen
hartelijk welkom. Bij loting wordt de heer Adriaansen als voorstemmer aangewezen.
2. NOTULEN VAN DE RAADSVERGADERING VAN 3 SEPTEMBER 1996.
Zonder hoofdelijke stemming worden de notulen ongewijzigd vastgesteld.
3. INGEKOMEN STUKKEN.
De heer ZWIJNENBURG vraagt met betrekking tot punt e. of de concept-gemeentebegroting,
behalve naar nieuw Breda, ook naar de nieuwe gemeente Chaam gaat.
De VOORZITTER beaamt dat.
Mevrouw VONK zou ten aanzien van punt e., een uitsplitsing op prijs stellen. Kijkend naar de
begroting heeft zij opgemerkt dat daar alle Galderse en Strijbeekse dingen nog in staan. Waar
schijnlijk weet Breda niet dat bijvoorbeeld de Matheusschool in Galder staat.
De VOORZITTER zegt dat die uitsplitsing er komt.
De heer ZWIJNENBURG wil punt g. wat uitgebreider behandelen. Vooraf stelt hij afstand te
nemen van een paar passages die in de betreffende brief voorkomen. Hij constateert dat er in de
loop der jaren een situatie is gegroeid die het woon- en leefklimaat ter plaatse bepaald niet ten
goede is gekomen. Betrokkenen proberen middels procedures hierin verbetering te brengen. Zijns
inziens is dat echter nauwelijks mogelijk. Hij vraagt het college de brief niet te beantwoorden
zoals voorgesteld, doch een praktische oplossing voor de problemen te zoeken. Gezien de gestelde
vragen, komt hij terug op een aantal stellingen. In het inmiddels zeer dikke dossier komt hij in
een brief van BRO van maart 1990 tegen dat de bewoners zich ernstige zorgen maken over de
omvang en de overlast van het bedrijf. Vervolgens schrijft BRO de gemeente dat er van hun kant
op gewezen is dat het standpunt, gezien de voorgeschiedenis, niet reëel is en dat het gebruik voor
parkeren, mits goed geregeld, een aanzienlijke verbetering van de huidige situatie oplevert. Deze
verbetering zou zeker bereikt worden indien Verkooijen door een reorganisatie van zijn bedrijf de
hinderlijke activiteiten binnen zou laten plaatsvinden. Volgens de brief gebeurt dat echter allemaal
niet en het lijkt hem goed ook daar eens naar te kijken. Vervolgens wordt op diverse niveaus de
verwachting uitgesproken dat KPM BV binnen 2 a 3 jaar zijn activiteiten ter plaatse zal staken,