mits er een alternatieve locatie wordt gevonden. Hij vraagt of er nog steeds gezocht wordt naar
een alternatieve locatie en wat de reden is dat het bedrijf daar nog steeds aanwezig is. Voorts
vraagt hij zich af hoe lang KPM BV op grond van de overgangsbepalingen kan blijven zitten,
terwijl het bedrijf noch in het vorige noch in het huidige bestemmingsplan positief bestemd is. Hij
is van mening dat, waar de raad in 1991 heeft geprobeerd duidelijkheid te scheppen, thans sterk
op de handhaving moet worden gelet. Mocht geconstateerd worden dat er overtredingen plaatsvin
den, dan moeten daar naar zijn oordeel sancties tegenover staan, anders heeft het ook geen zin om
regels op te stellen. Hij dringt er bij het college op aan om op korte termijn de zaak op te pakken,
de brief niet nu te beantwoorden, maar terug te brengen in de commissie. Het lijkt hem wenselijk
dat er een oplossing komt voordat een en ander aan Chaam wordt overgedragen.
De heer POSTHUMA zegt ten aanzien van punt f., dat de inhoud van de conceptbrief aan de
bewoners van de Torendreef haaks staat op de informatie, verstrekt in de commissie VROM op 24
september. Het college is kennelijk heel snel van gedachten veranderd. Hij zou deze gang van
zaken graag in de commissie VROM bespreken. Ten aanzien van punt g. stelt hij het goed te
vinden dat burgers het recht hebben brieven aan de gemeenteraad te richten en het ook toe te
juichen dat van dat recht, waar nodig, gebruik gemaakt wordt. Wel merkt hij op de laatste alinea
van de brief ongepast te vinden. Wat de overige inhoud van de brief betreft, wacht hij graag de
reactie af op de opmerkingen van de heer Zwijnenburg. Hij deelt overigens diens opvatting dat
een nieuwe commissiebehandeling waarschijnlijk verstandig is.
De heer VAN DER WESTERLAKEN merkt ten aanzien van punt a. op het vreemd te vinden dat
het bij a. gevoegde kaartje andere grenzen aangeeft voor de nieuwe gemeente dan de vandaag uit
Breda ontvangen informatie aangeeft. Met name de afrit van rijksweg 58 staat op de ene kaart
ingedeeld bij Chaam en op de andere bij Breda. Vooral bij ongelukken is duidelijkheid in deze
van belang. Voor wat betreft punt f. is hij het eens met datgene wat door de heer Posthuma is
aangehaald. In de commissie VROM heeft de wethouder desgevraagd geantwoord dat er aan de
twee losse appartementencomplexen geen wijzigingen zouden worden aangebracht. Dat blijkt nu
wel het geval te zijn. Hij vraagt het college, alvorens hieraan te beginnen, dit nog in de commissie
VROM te bespreken. Met betrekking tot punt g. heeft hij nog twee vragen: 1. Zit KPM BV daar
volgens een goedgekeurd bestemmingsplan, met andere woorden: zit men daar legaal? En 2: heeft
KPM BV van de provincie een vergunning in het kader van de afvalstoffenwet? Voorts vraagt hij
zich af, naar aanleiding van klachten, hoe het zit met de handhaving. Tot slot neemt ook hij
afstand van de gewraakte passage in de brief.
De heer WILLEMSEN kan zich vinden in het betoog dat door de heer Zwijnenburg ten aanzien
van punt g. naar voren is gebracht. Ook hij is er voorstander van deze zaak toch in de eerstvol
gende commissievergadering aan de orde te stellen. De belanghebbenden krijgen dan ook de
gelegenheid hun zegje te doen. Voorts zou hij het betreuren als de zaak op een tamelijke lange
baan geschoven werd. Hij vindt dat de gemeente Nieuw-Ginneken deze zaak nog vóór 1 januari
moet afwerken en niet de gemeente Chaam daarmee moet opzadelen.
De heer MARTENS is er ook voorstander van punt f., de bestemmingsplanwijziging "Kraaijen-
berg", in de commissie VROM te bespreken. Hij zou het ten zeerste betreuren als er anders
gebouwd zou worden dan nu vastligt.
De heer GEERTS stelt ten aanzien van punt g. geen enkele waardering te kunnen opbrengen voor
hetgeen vermeld staat onder punt 1 van de brief. Kijkend naar de materie, komt hij tot een andere
conclusie dan de heer Zwijnenburg. Hij constateert dat er een nadrukkelijk verzoek ligt in relatie
tot het bedrijf KPM BV. Er ligt een concreet verzoek van enkele burgers, waar de raad naar moet
kijken. Zijn fractie kan zich in hoofdlijnen wel vinden in de door het college voorgestelde
conceptbrief, ook al heeft men daarop enkele tekstuele aanvullingen. Zijn fractie is van mening
dat, gezien het traject en de voorgeschiedenis, de raad nauwelijks grond heeft om op grond van
bijvoorbeeld een bestemmingsplan aktie te ondernemen tegen dat bedrijf. Daarmee is het probleem