commissie ABAM opgeworpen juridische perikelen door het college onderkend zijn. Zijn fractie
ondersteunt het voorstel. Hij heeft nog twee opmerkingen. Bij de verordening onder artikel 1 dient
zijns inziens duidelijk te worden aangegeven dat het begrip 'een jaar' een kalenderjaar betreft.
Voorts constateert hij dat inwoners die thans geen container hebben of er een delen, ook
afvalstoffenheffing moeten gaan betalen. Die mensen zullen dan ook minimaal twee containers
voor hun deur willen hebben. Kan het college dat nog vóór 1 januari realiseren?
De VOORZITTER is het eens met de heer Geerts dat hier inderdaad op bestuurlijke argumenten
accoord gegaan wordt. Samen met Breda zijn de juridische consequenties zorgvuldig bekeken en
de raad mag er van uitgaan dat een en ander goed en waterdicht is geregeld. De aanpassing van
het begrip jaar/kalenderjaar is in het voorstel helaas vergeten. Echter, hoewel het woord
kalenderjaar niet expliciet is vermeld, blijkt bij goed doorlezen van de tekst dat dit wel bedoeld
wordt. Belasting is namelijk verschuldigd bij het begin van het jaar. Ten aanzien van de container
delers wordt nog onderhandeld en naar een oplossing gezocht. Mensen die nu geen of een
gezamenlijke container hebben, zullen straks een eigen container moeten krijgen. Dat soort zaken
vergt nog enige inventarisatie en aanpassing. In de richting van mevrouw Vonk antwoordt zij dat
het thans genoemde tarief ook zal gelden voor dat gedeelte van Galder, Strijbeek en Ulvenhout dat
naar de nieuwe gemeente Alphen-Chaam gaat. Hierover is met de andere gemeenten gesproken.
Het komend jaar houdt dat voor de gemeente Nieuw-Ginneken een iets voordeliger tarief in,
omdat de tarieven in Alphen-Chaam iets hoger liggen. Na dat jaar zal echter een aanpassing
volgen. Voor Galder en Strijbeek is er het voordeel dat ze voortaan met de PNEM meeliften,
hetgeen ook de mogelijkheid biedt van gespreide betaling. Met de heer Van der Westerlaken is zij
van mening dat het tien gulden lagere tarief een klein voordeel betekent. Dat voordeeltje weegt
echter niet op tegen de nadelen die er toch voor verschillend van onze inwoners zijn. Op dit
gebied acht zij een goede voorlichting naar de burgers noodzakelijk, met name waar het kwijt
scheldingsnormen betreft voor alleenstaanden en ouderen. Tot slot vraagt zij wethouder Van
Yperen de vraag van de heer Goos te beantwoorden.
Wethouder VAN YPEREN zegt niet volledig deskundig te zijn op het gebied van afvalverwerking
binnen Breda. Hij zal zijn best doen de vraag zo correct mogelijk te beantwoorden. Hij stelt dat in
Breda iedereen een container heeft plus een container voor chemisch afval. Die containers zien er
anders uit dan in onze gemeente. Met Breda wordt overlegd hoe met onze containers verder wordt
omgegaan en ook met de nog te realiseren verspreiding. Voor het bedrijfsafval krijgt ieder bedrijf
door Breda een contract aangeboden. Dergelijke contracten worden niet direct meegenomen in
deze verordening Afvalstoffenheffing. Dat betekent dat de huidige particuliere contracten gewoon
kunnen doorlopen tot de beëindiging daarvan. Daarna kan men overgaan naar een contract met de
gemeente Breda. Bewoners van appartementen krijgen in Breda geen eigen container, maar zijn
aangewezen op een verzamelcontainer die buiten het gebouw geplaatst wordt. Deze bewoners
krijgen wel de chemische afvalbak. In de toekomst zal deze regeling ook gelden voor onze
appartementen en ouderenwoningen.
De heer VAN DE PUT stelt een vraagteken bij de opmerking van de voorzitter dat mensen die
geen container hebben straks toch belast worden en dat het college daar zoekt naar vrijstelling. Hij
is van mening dat het vrijstellen van belasting andere normen kent dan het niet willen of niet
nodig hebben van een container. Hij vreest dat daar problemen zullen ontstaan. Naar aanleiding
van het antwoord van de wethouder hoopt hij dat niet aan kapitaalvernietiging zal worden gedaan
door het laten verdwijnen van onze containers, omdat deze anders zijn dan de bruine van Breda.
Wethouder VAN YPEREN hoopt dat met de heer Van de Put.
De VOORZITTER zegt toe de opmerking van de heer Van de Put te zullen bezien. Zij gaat ervan
uit dat er, wat de belasting betreft, toch mogelijkheden zijn. Die zullen te zijner tijd grondig
bekeken en in de voorlichting betrokken moeten worden.