De heer ZWIJNENBURG is met de heer Van Gils van mening dat je eisen die je aan anderen
oplegt via je bestemmingsplan, ook aan jezelf moet opleggen als je iets uitvoert. Zijn tweede
opmerking betreft het voorstel zelf. Daarin staat dat de carpoolplaats op gemeentegrond wordt
aangelegd. De gemeente is dan de uitvoerende instantie en de raad zal het krediet moeten voteren.
Hij heeft niet helemaal in beeld of eventuele alternatieven ook op gemeentegrond liggen. Wanneer
dat niet het geval is, dan hoeft de raad het krediet niet te voteren.
De heer VAN DER WESTERLAKEN vraagt zich af of dit onderwerp na de commissievergade
ring waarin de plaats besproken wordt nog terugkomt in de raad.
De heer MARTENS gaat accoord met het voorstel. Conform de afspraak in de commissievergade
ring zal hij ten aanzien van de precieze lokatie met argumenten komen naar aanleiding van de
gegevens die op tafel liggen, zoals bijvoorbeeld het politierapport. Ten aanzien van de grondeigen
dom hoopt hij dat, mocht er een lokatie uitkomen die niet op gemeentegrond ligt, het nu te nemen
besluit niet tegen hem gebruikt gaat worden, omdat het hier over gemeentegrond gaat.
De heer ADRIAANSEN gaat accoord met het voorstel om het krediet beschikbaar te stellen. Het
lijkt hem zinvol over enige weken nog eens uitvoerig over de plaats te discussiëren.
Wethouder VAN YPEREN zegt dat beide getekende en bekeken alternatieven op gemeentegrond
liggen. Het enige verschil is dat het ene uitmondt op een weg die bij de gemeente hoort; terwijl
het andere uitmondt op een provinciale weg. Dat betekent dat er verschil zit in onderhoud, niet in
aanleg. Zou de carpoolplaats op een gegeven moment op particuliere grond terechtkomen, dan zal
het college voor extra krediet bij de raad terugkomen. Het thans aan de orde zijnde krediet is
duidelijk en alleen bedoeld voor de aanleg van een carpoolplaats met 30 plaatsen. Ten aanzien van
de vraag van de heer Van der Westerlaken of het onderwerp nog in de raad komt zegt hij, dat het
bestemmingsplan er in principe in voorziet dat het aangelegd kan worden. B&W kunnen het dus
uitvoeren. Desgewenst komt het terug in de raad, maar noodzakelijk is dat niet.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten zoals op de agenda is voorgesteld.
11. VOORSTEL TOT HET BESCHIKBAAR STELLEN VAN EEN KREDIET VOOR
DE AANSCHAF VAN EEN SCHAFTWAGEN.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten zoals op de agenda is voorgesteld.
12. VOORSTEL IN TE STEMMEN MET DE NOTA JURIDISCH KADER ZUIDELIJK
STROOMGEBIED DE MARK.
De heer WILLEMSEN vraagt enige verduidelijking ten aanzien van het voorstel. Op de eerste
bladzijde staat: "Uw raad heeft in mei 1995 in grote lijnen ingestemd met de inhoud van de regio
nale beleidsvisie Z.S.M." Hij heeft daar de notulen op nageslagen en hijzelf heeft namens Lijst 6
gezegd niet achter dit plan te kunnen staan om daarvoor door hem aangevoerde redenen. Uit
dezelfde notulen blijkt dat ook een aantal andere fracties om hun moverende redenen niet accoord
konden gaan. Uiteindelijk concludeert de voorzitter dat praktisch de gehele raad niet accoord gaat
met de regionale beleidsvisie. Zijn vraag is hoe het college het voorstel vertaalt naar deze
zinsneden toe.
Wethouder VAN YPEREN memoreert dat het zuidelijk stroomgebied Mark in principe basis is
van een groot aantal gemeenten, samengevoegd in het stadsgewest, om samen naar de omgeving
in zijn totaliteit te kijken. Onder andere het landbouwbeleidsplan is een uitvloeisel van dat
gezamenlijk oppakken van taken. In die eerdere raadsvergadering hebben we met elkaar vastge-
11