Kota naar aanleiding vdh de motie betreffende het
verleenen van medewerking aa,n den bouw eener Chris
telijke school.
Aan
den GEMEENTERAAD
In de vergader ine- van 21 December j 1 .werd in behan
deling gebracht een verzoek dd.26 September van de Vereeniging
voor Christelijk onderwijs te Ereda en omstreken om gelden voor
de stichting eener school
Ka breedvoerige besprekingen werd in de vergadering de volgen
de motie in stemmèng/gebracht
De Raad;
alvorens te beslissen over de gevraagde gelden voor de stichting
eener Christelijke school;
noodigt Burgemeester en Wethouders uit in overleg te treden met
het schoolbestuur om te komen tot overeenstemming omtrent het
bedrag, dat "door het schoolbestuur zal worden opgenomen; en gaat
over tot de orde van den dag."
Over deze motie.hebben de stemmen gestaakt.
Aangezien -de vergadering niet voltallig: wasbehoort daarover
nogmaals te worden gestemd.
De besprekingen in de vorige vergadering-en nadere overwegingen
géven ons aanleiding het voorstel,neergelegd in de vorige ver
gadering uitgebracht prae-advies,nader aan te vullen.
Wij achten ons--echter verplicht vooraf er op te wijzen, dat naar
onze -meening door aanneming van de motie zou'worden gehandeld in
strijd met de wet en dat de gemeente daardoor in moeilijkheden
zou kunnen geraken.Wij vinden dit bezwaar echter niet in art.78
lid 1 van de wet op het L.0.1920.De omstandighedd^dat ingevolge
de-ze wetsbepaling§$ op een verzoek, bedoeld in art77 lid 5 van de
wet binnen drie maanden moet worden beslist,kan o.i.in het onder-
havige geval- de gemeente thans nog niet in moeilijkheden brengen.
A.-an niet naleving-van deze bepaling verbindt de wet geene onmid
dellijke gevolgen..-Hierin willen wij 'echter geen reden zoeken om
de voorschriften van de wet niet na te leven.Art.78 lid 1 bevat
echter ook de bepaling,dat door Burgemeester e-n Wethouders eerst
dan kan worden-beschikt op eene aanvrage,bedoe-ld in art,77 vijfde
-lid,wanneer veertien dagen zijn verstreken,nadat de beslissing van
den Raad op eene aanvrage,bedoeld in a,rt.72-der wetonherroepelijk
is gewordenDoor den e'igenaardiêen 1oop,welkede behandeling van
••het verzoek heeft genomen, vooral tengevolge van het feit, dat in
dertijd een raadsbesluit werd ve rnietigd,behoortdoor den Raad
nog, op grond van art.159 van de/i Gemeentewet ,té worden voldaan aan
.art.72 der wet cp het L0.1920.Door den Raad behoort dus nog te
worden besloten,dat medewerking aan de stichting van de school
zal worden verleend, het zij door het aanbieden van'gelden X&SXJg&jiX-
&XS,het zij door het aanbieden van schoollokalenZobllng door den
Raad die beslissing niet is genomen,zou door ons op een verzoek,
-ingediend op grond van art. 77 -.lid 5 der wet,niet kunnen wórden
beslist.Voorts is het twijfelachtig of dócr het schoolbestuur
dat verzoek -reeds werd ingediend,wijl zulk^ een verzoek behoort
té worden gericht tot ons College./terwijl het ingekomen verzoek
van het schoolbestuur werd gericht tot den Raad.
Al kan dus uit vorenstaande blijken,dat de Raad zich niet be
ducht behoeft te maken-, dat een wettelijke, termijn zou zijn over-
schreden,dit neemt niet weg,dat door hem wene beslissing-behoort
te worden genomen en dat noodwendig medewerking behoort t-e' worden
verleend.Het terugnemen van. handteekeningen door een aantal onder
teekenaars kan,zooals door ons reeds werd medegedeeld,naap' onze
meening aan het recht van het schoolbestuur geen afbreuk doen.
Wij me'enen daarom den Raad er op te moeten -wijzen,dat aannemen i-
•van d'ej( motie de gemeente in moeilijkheden zou kunnen brengen.
•Zooals hiervoor door ons reeds werd opgemerktachten wij aanneming
van de motie in strijd met de wet.De taak van deh Raad is voor-
loopig beperkt tot het verleenen van medewerking, het zij
aanbieden van gelden, het zij door. het aanbieden van schoolxmÉ^x.
Wanneer wordt besloten tot het aanbieden van gelden,wordt over
de hoegrootheid van het bedrag door ons onderhandeld met het
schoolbestuur en wanneer geen overeenstemming wordt verkregen,
besluit de Minister,den Inspecteur en den ónderwijsraad gehoerd.
«2