Voorstel van Eurgemeester en Wethouders tot het vaststellen van het vermenigvuldigings cij fer voor de plaatselijke inkomstenbelasting, belastingjaar 1938/1939, ingevolge artikel 5, sub 3 van het heffingsbesluit. AAN den Gemeenteraad. In de raadsvergadering van 4 Mei j.1. werd door ons voorgesteld het vermenigvuldigingacijfer voor de plaat selijke inkomstenbelasting ingevolge artikel 5, sub 3 van het heffingebefiXuit' voor het belastingjaar 1938/1939 vast te stellen op I. Daarvóór was tot grondslag genomen het .nieuwe tarief, dat in de raadsvergadering van 9 Maart j.l. was vastgesteld en waarop de koninklijke goedkeuring nog niet was verkregen. Aangezien door ono werd-verondersteld, dat die goedkeuring niet lang meer zou uitblijven, werd in het feit, dat die goedkeuring nog niet was verkregen, door ons geen bezwaar gezien voor te stellen het vermenigvuldi- gingscijfer reeds te bepalen. Onze verwachting omtrent de goedkeuring is dan ook niet beschaamd; die goedkeuring ..xd inmiddels verkregen. De wijziging van het heffingsbesluit met het nierare tarief waren door de Kroon reeds goedgekeurd vóór de vergadering van 4 Mei j.l.; het bericht daarvan had óns echter op 4 Mei j.l. nog niet bereikt. Zooals den Raad bekend is, werd door den heer Sprenger in de raadsvergadering van 4 Mei j.1. uitvoerig betoogd, dat het vermenigvuldigingacijfer lager dan door ons werd voorge steld, zou kunnen worden bepaald. Naar zijne meening zou immers met een vermenigvuldigingscij fer van 0.85 kunnen wor den volstaan* Aangezien aan den heer Sprenger voldoende tijd had ontbroken om zijne meening omtrent deze materie op schrift te stellen, werd hem verzocht daartoe alsnog te wil len overgaan. De heer Sprenger verklaarde zich daartoe bereid, zoodat werd besloten het punt aan te- houden tot eene volgen de vergadering. Aan die bereidverklaring werd door den heer Sprenger gevolg gegegen; van hem werd eene uitvoerige uit eenzetting ontvangen van zijn inzicht in deze aangelegenheid. Wij betuigen hiermede den heer Sprenger dank voor de moeite, welke hij zich heeft gegeven voor de bestudeering en uiteen zetting van deze aangelegenheid. Het verslag van den heer Sprenger woddt den heeren raadsleden hierbij toegezonden. Het komt ons voor, dat het gewenecht is een overzicht te geven van deze balastingheffing gedurende de laatste jaren- Verschillende heeren raadsleden hebben de voorgeschiedenis niet meegemaakt, omdat ze nog slechts betrekkelijk korten tijd lid van den Raad zijn. Een wat ze zouden kunnen noemen hiètorische uiteenzetting XMSMM&MIgMSXXMXXMgX&fS zal mogelijk een beter inzicht in deze aangelegenheid geven; die uiteenzetting is ook noodig met her oog op het betoog van den heer Sprenger, die zich beroept op de vaststelling van het vermenigvuldigingscij fer in vroegere jaren. Wij mogen dan in herinnering brengen, dat bij de wet van 30 December 1930 Rtbl. 933 tot wijziging der Gemeentewet, een groote wijziging is gebracht in de wettelijke voorschrif ten ten aanzien van de plaatselijke belastingen. In artikel 340 der Gemeentewet werden een aantal 'nieuwe belastingbron nen opgenomen, terwijl verder verschillende beperkende regels welke bij de vaststelling van de belastingheffingen in acht waren te nemen, verzacht werden. Tot

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1928 | | pagina 25