10. SCHOOLGELD Aan de Commissie is nog opgedragen een advies uit te brengen in zake gedane voorstellen tot heffing van schoolgeld Door de Heeren Sprengerj Loerakker en Brinkerhof is ingediei een voorstel tot invoering eener degressieve schoolgeldheffing naar gelang van het aantal schoolgaande kinderen Door Uw College is voorgesteld eene degressieve schoolgeld regeling in te voeren naar gelang van het getal minderjarige kinderen Beide voorstellen zijn reeds ter kennis gebracht van den Raad De schoolgeldregeling is voorloqpig besproken in de vergader ring der Commissie van 7 Juli 1930 en verder behandeld in de vergadering van 29 Juli 1930 In de vergadering van 2§ Juli j.l. is in rondvraag gebracht, welke van de beide beginselen behoort te worden toegepast. Daarover hebben de stemmen gestaakt Twee der leden verklaarden zich voor het beginsel, neerge legd in het voorste? van de heereh Sprenger Loerakker en Brinkerhof. Zooalc hiervoor reeds is opgemerkt was de Heer Sprenger in die vergadering wegens uitstedi eid niet aanwezig, Twee der leden verklaarden zich voor "net Deginsel, voorgeef staan door Uw College Verder is besproken de degressie, zooals die door Uw College is voorgesteld De Commissie was eenparig van oordeel, dat het gewenscht is de degressie in te voeren in mindere mate dan door Uw College is voorgesteld. De percentages van vermindering van 10,20,®n 30 enz., zooals door Uw College zijn voorgesteld voor inkomens van f 50C0en daar beneden zouden naar het oordeel der Commissi.; béhooren te worden verminderd tot 5,10,15 enz., zooals door Uw College voor inkomens van meer dan f 5000 doch niet meer dan f 10.000 is voorgesteld De Commissie acht ook aftrek voo-t. inkomens boven f 10.000 niet gewenscht De Commissie is voorts mede van oordeel, dat het minimum aan schoolgeld te heffen bedrag 5 cent per week moet bedragen» BexGamEiijssiexisxvaartsxmEdExvanxBiszdeel^xdatxhgkxminiauiax aanxsahoaignidxisxlsjeffsK De Commissie stelt voor het minimum per maand vast te stellen op 22 cent In de vergadering der Commissie is voorts behandeld een tot den Raad gericht adres d.d. 27 Juni 1930 van de afdeeling Breda e.o. van "Volksonderwijs" betreffende het schoolgeld voor kinderen, wier ouders in Nederlandsehjé Oost-of West-Indie verblijven Bestudeering dezer aangelegenheid heeft de Commissie tot de overtuiging gebracht, dat met het oog op de wet te dien aanzien geene regeling kan worden getroffen Ingevolge art. 62, tweede lid, der Lager Onderwijswet 1920 wordt de heffing van schoolgeld geregeld naar evenredigheid van het belastbaar inkomen, bedoeld in art. 37 der Wet op de Inkomstenbelasting 191^, der ouders of, bij hunnen ontstente nis, van dat inkomen der leerlingen Van in Oost-of Wets-Indië verblijvende personen wordt geene belasting geheven op grond van art. 37 van de hiervoor genoem de wet, zoodat daarnaar ook het schoolgeld niet kan worden geregeld Die leerlingen zullen derhalve schoolgeld moeten betalen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 127