1
wijsheid bedriegtdan is het bij het aanschaffen van te
klein® of nauwelijks voldoende groote kachels.De commissie
stelt daarom voer.het bedrag met i 50<- te verhoogen.
Door een der leden werd opgemerkt-, dat de voor schot
ten,bedoeld in artikel 103 der Lager-Onderwljswet 1920,veel
te laat worden uitbetaald.De commissie is'van meening,dat
zoo doende die voorschotten niet tot hun fecht komen en
dringt derhalve op spoediger uitbetaling daarvan aan.
Een der leden van de commissie verklaarde zich tegen
het verstrekken van gelden voor de schoonhiedscommissie.Een
ander lid daarentegen liet zich zeer waardeerend uit over
het werk der schoonheidscommissie en de met hare adviezen
bereikte resultaten|.hij merkte bovendien op,dat de practi-
sche bezwaren,die aanvankelijk verbonden waren aan d de uit
spraken der schoonheidscommissie,ondervangen waren,sedert
de heer Muis de vergaderingen dier commissie bijwoonde.
Hoofdstuk IX
De commissie is nog niet overtuigd van de wensche-
lijkheid van het aanstellen van eene vroedvrouw van gemeente
wege.
Hoofdstuk XII.
Terwijl bij de raming van de opbrengst van de uit
keer ing van het Rijk wegens hoofdsom der grondbelasting op
de gebouwde eigendommen wordt uitgegaan van de kohieren van
de grondbelasting over het belastingjaar 1930,wordt bij de
raming van de opbrengst van de ^0 opcenten op de'hoofdsom
der grondbelasting op de gebouwde eigendommen uitgegaan van
de opbrengst van het dienstjaar i929.De commissie meent,dat
het