3. o.Beslissing van Gedeputeerde Staten in zake door de byzondere schoolbesturen ingesteld beroep tegen de beslissing van den Raad omtrent de vergoedingen over 1928 en de voorschotten over 1930. Door Gedeputeerde Staten is bij besluiten van 3 December 193r G nos.303-307 beslist inzake het beroep door al de byzondere schoolbesturen ingesteld tegen de beslissing van den Raad van 30 Mei 1930 inzake de vergoedingen;ingevolge art.101 der Lager Onderwijswet 1930 toe te kennen over 1928 en door som mige byzondere schoolbesturen tegen het in dezelfde Raadsver gadering ingevolge art103,derde lid der L.O.wet 1920 geno men besluit tot het toekennen van voorschotten voor 1930. Door Gedeputeerde Staten is overwogen, dat ingevolge art101 vytfde lid der L.O.wet 1920 als kost en, bedoeld in het 2e, 3e en 4e lid van dat artikel,in aanmerking komen o.a.die vol- geid artikel 55 onder f dei wet, zoodat alle uitgaven voor schoolbehöeften, leer en hulpmiddelen te behoeve van het open baar onderwijs moeten worden medegerekend bij de kosten,be doeld in het vyfde lid van genoemd art. 101 en dat het beroep der gemeente op het beginsel van geldelijke gelijkstelling van het openbaar en het byzonder onderwijs in verband met de duidelijke bewoordihgen van artikel 101,5e lid van artikel 55 onder f der wet,niet ter zake dienende is» Deze beslissing achten wij onjuist. Hoezeer wij de financieel^ gelijkstelling van het openbaar en het byzonder onderwijs 003& op prijs stellen, ofbet er ge zegd, juist omdat wij die gelijkstelling zoo hoogelijk waar- deeren,meenen wij tegen de gesallen beslissing bezwaren te moeten maken. Door

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 202