4. Doör deze beslissing wordt de finantieele gelijkstelling ge weld aangedaan, wat ten slotte die gelijkstelling in gevaar zou kunnen brengen ten nadeele van het byzonder onderwijs. Uit deze beslissing blijkt toch, dat de byzondere schoolbestu ren meer kunnen ontvangen dan de gemiddelde exploitatiekosten der openbare school.Aan de byzondere schoolbesturen wordt toe gestaan de kosten van schoolmeubelen,leeF en hulpmiddelen te verkrijgen langs den weg van de artt72 en 84 der wet.De ge meenten moeten echt er,bij de berekening van het per leerling aan de byzondere scholen uit te betalen bedrag ingevolge art. 101, de kosten van schoolmeubelen, leer-en hulpmiddelen van de openbare school in rekening brengen.Daarvoor wordt het gemid deld bedrag per leerling verhoogd en zijn de byzondere school besturen derhalve in de gelegenheid voor de andere uitgaven ten behoeve van het onderwijs een hooger bedrag te besteden dan ten behoeve van de openbare school daarvoor is aangewend. Ten aanzien van de kofeten voor schoolbehoeften, leer-en hulp middelen bestaat voor de byzondere schoolbesturen dan boven dien nog weinig beperking. Voor het verkrijgen van eene regeling in overeenstemming met de Grondwet en de wet op het L,0.1920 wordt geene wetswijzi ging, alleen wijziging van de bestaande jurisprudentie verefeaht Ingevolge het 5e lid van art.101 der L.O.wet 1920 komen als kosten,bedoeld in het tweede; derde en vierde lid van dat arti kel in aanmerking de kosten volgens artikel 55 onder e tot en met h en o, alsmede de kosten van instandhouding. De geheele regeling van art.101 der wet wordt echter be- heerscht door het eerste lid van dat artikel,dat als algemee- ne bepaling voorafgaat.De geheele regeling betreft alleen de kosten

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 203