December 1929 "ten postkantore van 's Hertogenbosch zou zijn
ontvangen en niet nu dit is geschied ten postkantore van
Ginneken.Hieruit volgt,dat een beroep van het Gemeentebe
stuur van 's Hertogenbosch ontvankelijk zou zijn verklaard,
wanneer daar hetzelfde ware gedaan,wat hier is geschied.
Wij achten deze opvatting niet logisch.Echter dal
daarmede rekening moeten worden gehouden*
Ten aanzien van het beroep in zake de vergoeding
tengevolge der annexatie is sinds geruimen tijd niets meer
vernomen.Het beroep van den Raad tegen de beslissing van
Gedeputeerde Staten is door den Minister nadien om advies
gezonden aan Gedeputeerde S&dèen.Het antwoord van de Gede
puteerde Staten aan den Minister ontvingen wij weder ter be
antwoording. Ons antwoord daarop is op 5 September jl. inge
zonden. Nadien werd door ons daaromtrent niets meer vernomen.
Ten aanzien van de motie-Van den Hurk van 22 Decem
ber 1925 kan het volgende worden opgemerkt.
Na aanneming dier motie werd aan de redacties van
het "Dagblad van Noordbrabant" en de "Bredasche Courant" de
agenda voor de raadsvergaderingen toegezonden.Aanvankelijk
werd daarop een tijdstip aangegeven,waarop de stukken ter
inzage lagen en wel gewoonlijk op den middag,wanneer ze niet
voor de Raadsleden ter inzage lagen.Voor zoover ons bekend,
is slechts eenmaal een kort oogenblik voor den aanvang der
Raadsvergadering vanwege ééne dier redacties gebruik gemaakt
van de geboden gelegenheid om stukken in te zien.Later is
telefonisch aan de redacties medegedeeld,dat ze steeds gele
genheid