uitgekeerd per boekingsjaar.
In afwachting van de vaststelling van de zuivere
opbrengst over een boekingstijdvak hebben echter bij wijze
van voorschot voorloopige uitkeeringen plaats volgens de
door den Inspecteur der Directe Belastingen geraamde op
brengst.Uiterlijk in den loop van de zestiende maand van
het boekingstijdvak wordt deze opbrengst nader geraamd.
De over een belastingjaar geraamde zuivere opbrengst
wordt aan de gemeenten uitgekeerd in vijftien termijnen, ver
schijnende den 25en van de maand, t.w. Januari t/m Mei 5 1°
Juni 10 i<i, Juli 5fo, Augustus en September 10 October 5 1°,
November en December 10 Februari, Maart en Mei 5
Om de drie jaren wordt deze wijze van uitkeering op
nieuw vastgesteld. Het verschil tusschen het totaal dezer
uitkeeringen en de werkelijke zuivere opbrengst wordt ver -
rekend in den loop van de twintigste maand na den aanvang
van het boekingstijdvak, dus in den loop van Augustus van
het tweede kalenderjaar.
De uitkeering van de bovenbedoelde voorschotten
geschiedt op den voet van het K. B. van 28 Maart 1925,Stbl,
125, door tusschenkomst van de Bank voor Ned. Gemeenten te
,s Gravenhage.
In verband met het nieuwe art* 9 der rekeningsvoor
schriften behoort onder a van de volgnummers 225 en 226 de 2
volle honderd procent van de geraamde opbrengst te worden
geraamd. Immers de tijdstippen van uitkeering van de boven -
vermelde voorschotten liggen alle voor 30 Juni, het tijdstip
van het sluiten van het dienstjaar.