12. inrichting,dat een vergoeding van f 100.- per leerling vraagt. Enkele leden erkennen de schrille tegenstelling,die uit het betoog spreekt en geven te kennen,dat het billijk is, dat de subsidie wordt verhoogd,Zij wijzen er daarbij op,dat de tijden om subsidies te verhoogen wel slecht zijn,maar zij meenen,dat een onrechtvaardigheid als deze niet bestendigd mag blij ven,Zij verklaren zich bereid mede te werken tot verhooging van de subsidiemaar meenen in verband met de tijdsomstandigheden thans niet zoo ver te mogen gaan als het Bestuur vraagt.Zij zouden zich tevreden willen stellen met de subsidie van f 600.- voorloopig op f 1000.- te stel len. Een lid,alhoewel erkennende de billijkheid van het toekennen van een verhoogde subsidie,verklaarde zich toch niet met het gevoerde betoog te kunnen vereenigen,daar hij vreesde voor de consequenties.Hij meende zich dus voorhands te moeten onthouden van medewerking om de subsidie voor het O.L.Vrouwe Lyceum te verhoogen. Een lid wijst er nog op,dat wanneer de bijdragen in de kosten voor het openbaar middelbaar onderwijs hoog zijn,deze vergoed moeten worden krachtens eene wettelijke verplichting en waar deze kosten toch al zoo zwaar op de gemeente-uitgaven drukken,deze niet moeten worden verhoogd. Ook meent dit lid,dat,wanneer verhooging van subsidie noodig is,dit uit een controle van wege de gemeente zal moeten blij ken. Een enkel lid,van meening zijnde dat in de gemeente Breda

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 208