le.de gebouwde eigendommen,waarvan de gemeente of
haar instellingen gencthebbenden zijn;
3e.de gebouwde eigendommen, uit sluitend dienende voor
den openbaren eeredienst;
3e.de gebouwde eigendommen, dienende als inrichting
van weldadigheid of tot genezing of verpleging
van zieken cf gebrekkigen;
4e,de gebouwde eigendommen,uitsluitend dienende als
inrichting tot algemeen nut,mits niet gebezigd
voor uitvoeringen, voor stellingen cf bijeenkomsten,
waarbij aan het publiek tegen betaling van meer
dan 30 cents per persoon toegang wordt verleend;
5e.de gebouwde eigendommen waarvan genothebbenden
zijn vereenigihgen,vennootschappen of stichtingen,
uitsluitend in het belang der volkshuisvesting
werkzaam en als zoodanig toegelaten krachtens de
bepalingen der Woningwet;
voor zoover betreft de vrijstellingen on
der 3e. en 4e., indien geen winst wordt beoogd of
gemaakt anders dan ten bate der inrichting of voor
armenzorg;
voor zoover betreft die onder 3e.,3e en
4e.,mits genothebbenden der eigendommen zijn zedelij
ke lichamen,vereenigingen in het bezit van rechtsper
soonlijkheid of stichtingen en deze tevens als ge
bruikers of bestuurders zijn aan te merken.
3.De vrijstelling gaat niet verloren door het verleenen
van kostelooze inwoning aan beheerders, opzichters, con-
cierges,verplegend en dienend personeel,of daarmede
gelijk
6»