12
b. een nauwkeurige opgave van den aard, de bestem
ming en de plaats der uit te voeren werken;
c. naam en woonplaats van den bouwmeester, of,
indien geen bouwmeester de leiding heeft, van dengene,
die het werk zal uitvoeren.
3. Bij het verzoekschrift moeten in drievoud worden
overgelegd de noodige teekeningen en bescheiden, onder
teekend of gewaarmerkt door den aanvrager of diens
gemachtigde.
4. De teekeningen moeten duidelijk en zaakkundig
uitgevoerd zijn; de maten moeten daarop zijn ingeschreven
en de aard der te gebruiken materialen moet duidelijk uit de
ingediende bescheiden blijken.
5. Indien de aanvrage betrekking heeft op de ver
nieuwing of de verandering van een gedeelte van een bouw
werk, of op het uitbreiden van een bouwwerk, moet uit de
teekeningen zoowel de bestaande toestand als de verande
ring, welke daarin zal worden aangebracht, duidelijkblijken.
6. Indien de aanvrage een gebouw betreft, moeten de
teekeningen aangeven:
a. de ligging van het gebouw met aanduiding van den
noordpijl", van de belendende bebouwing en de wegen
tot op een afstand van ten minste 20 M. in den omtrek,
en met vermelding van de kadastrale nummers van de te
bebouwen en van de belendende perceelen;
b. de hoofdafmetingen van het gebouw;
c. de hoogte, ten opzichte van peil, van:
lo. het te bebouwen erf;
2o. het bij het gebouw aansluitende erf, zooals dit
na de voltooiing van den bouw zal liggen;
3o. den aanleg der fundeering, het trasraam, de
vloeren, de goten en het dak;
d. de horizontale doorsnede van den beganegrond, van
alle verdiepingen en van den zolder, waaruit de indeeling
van het gebouw en de bestemming der verschillende
ruimten moet blijken;
e. de voor-, zij- en achtergevels, alsmede tenminste
één verticale lengte- en één dito dwarsdoorsnede van het
gebouw;
de afmetingen der verschillende ruimten;
g. de plaatsing, soort en afmetingen van trappen en
van deur- en lichtopeningen;
h. de plaatsing en inrichting van privaten en goot-