23 vormt, moet, gemeten in den dag, een breedte en hoogte van ten minste onderscheidenlijk 0.80 M. en 2 Pt. hebben; deze deur moet van den weg af zichtbaar en behoorlijk bereikbaar zijn, en mag niet onmiddellijk toegang geven tol een vertrek. Binnendeuren moeten, gemeten in den dag, een breedte en hoogte van ten minste onderscheidenlijk 0.75 en 1.90 M. hebben. 3. Gangen en portalen moeten een breedte en een vrije hoogte van ten minste onderscheidenlijk 0.95 M. en 2.20 M. hebben. 4. Het toegangsportaal als bedoeld in art. 29, lid 2 onder n, alsmede de ruimte die daarvoor in de plaats kan treden, moet een oppervlak hebben van ten minste 1 M2. 5. Van het bepaalde in lid 1 is vrijstelling mogelijk ten aanzien van woningen als bedoeld in art. 29, lid 6 en 7. 6. Bij den bouw van scholen en internaten, van ge bouwen, bestemd voor hotel, tot het houden van bijeen komsten, tot verpleging of met een andere bijzondere bestemming, kunnen ten aanzien van de inrichting en de afmetingen van toegangen en portalen nadere eischen worden gesteld. 7. In of terzijde van den hoofdtoegang tot een woning of tot een ander gebouw, waar poststukken worden ontvangen, moet een gleuf aanwezig zijn voor het inwerpen van poststukken. Bedoelde gleuf moet afmetingen hebben van ten minste 20 bij 2 c.M.; indien geen kastje of loket voor het opvangen van stukken wordt aangebracht, dient zij door een beweegbare plaat te zijn afgesloten. HOOFDSTUK IV. Afdeeling D. Privaten en Urinoirs. Artikel 36. E Een privaat moet, binnenwerks gemeten, ten minste een diepte van 1 M., een breedte van 0.80 M. en een boogte van gemiddeld 2.10 M. hebben. Elk privaat moet van een behoorlijke zitting met deksel zijn voorzien en door dichte wanden, een dichte zoldering en een goed sluitende deur van de omgeving zijn afgescheiden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1933 | | pagina 199