31
keldervloer, kan de in lid 1 bedoelde klamplaag in baar
geheel worden weggelaten en kan voor de vloerdikte worden
volstaan met een aantal platte lagen ter gezamenlijke dikte
van ten minste 0.125 M.
3. Yoor zoover het metselwerk der buitenmuren niet
wordt afgepleisterd, moet het worden gevoegd.
4. Yoor zoover kelders onmiddellijk onder een vertrek
zijn gelegen, moeten zij van een afdekking, bestaande uit
metselwerk, beton of pleisterwerk, zijn voorzien.
5. Ten aanzien van het bepaalde in dit artikel kunnen
nadere eiscben worden gesteld.
Artikel 50.
1. In elke woning moeten de vertrekken, bedoeld in
art. 29, onder 2 b en c, van een houten vloer zijn voorzien.
2. Vloeren, welke de scheiding vormen tusschen een
woning en een daaronder gelegen niet ter bewoning
bestemd gedeelte van een gebouw, moeten op zoodanige
wijze worden samengesteld, dat zij geen water doorlaten.
Artikel 51.
1. Alle daarvoor in aanmerking komende onderdeelen
van gebouwen, alsmede de daarbij behoorende erven en
open plaatsen, moeten zoodanig worden aangelegd, dat
afvoer van het water niet tot vochtigheid in de gebouwen
aanleiding kan geven.
2. Alle tot een woning behoorende ruimten moeten
zoodanig van aangebouwde stallen of bedrijfsruimten
gescheiden zijn, dat geen vloeistoffen van daaruit in die
ruimten kunnen binnendringen of onder den vloer daarvan
kunnen geraken.
3. Een ter bewoning bestemd vertrek mag niet in
onmiddellijke gemeenschap staan met een ruimte, welke
geheel of gedeeltelijk is ingericht voor stal of voor berg
plaats van stoffen, die dampen of gassen ontwikkelen,
dan wel stof veroorzaken.
Indien het vertrek boven zulk een ruimte is gelegen,
moet het hiervan door een zoldering van voor dampen,
gassen of stof voldoende ondoordringbaar materiaal zijn
gescheiden.