32
HOOFDSTUK IV.
Afdeeling H.
Hechtheid van bouwiverkenalsmede van fundeeringen,
muren, vloeren, trappen, zolderingen, daken en andert
onderdeelen van gebouwen.
Artikel 52.
De constructies van een bouwwerk moeten zoodanig zijn.
dat zij redelijkerwijze geacht kunnen worden naar aard
en afmetingen aan de eiscben van bare bestemming te
voldoen; zij moeten op zoodanige wijze worden toegepast,
dat de hechtheid van het bouwwerk, tot in al zijn onder
deelen, voldoende verzekerd is.
Artikel 53.
1. De fundamenten van een gebouw moeten op zoo
danig vaste en stevige grondslagen worden aangelegd, dat
de noodige waarborgen aanwezig zijn tegen verzakking en
ongelijke zetting van het gebouw; nader kan worden ge-
eischt, dat een onderzoek naar de draagkracht van den
bodem plaats vindt.
2. De onderkant der fundamenten van bouw- en
omtrekmuren moet ten minste 0.50 M. en die der overige
muren ten minste 0.37 M. beneden het bij het gebouw
aansluitende terrein zijn gelegen.
3. Op een bestaande fundeering mag alleen worden
gebouwd, indien met voldoende zekerheid kan worden
vastgesteld, dat deze voldoet aan de eischen, in deze
Verordening aan nieuwe fundeeringen gesteld.
4. Nadere eiscben kunnen worden gesteld ten aanzien
van zandstortingen, paalfundeeringen en andere bijzondere
fundeeringswij zen
Artikel 54.
1. De muurwerken van een gebouw moeten te lood en
zooveel mogelijk gelijktijdig worden opgetrokken.
2. Indien in muurwerk verankering plaats vindt-
moet het ankerwerk geheel zijn aangebracht, alvorens
met opmetselen mag worden voortgegaan.
3. Alle metselwerken moeten in oordeelkundig verband
worden uitgevoerd. Het is evenwel toegelaten, dat bet
verband van de voor- en achtergevels van een gebouw