41
De onderdeelen van de kapconstructie moeten voldoende
afmetingen verkrijgen, op deugdelijke wijze onderling
bevestigd en gekoppeld en aan muren, balklagen, enz.
verankerd worden.
2. Het gebruik van asbest-cementplaten en -leien, van
cementpannen alsmede van gegolfde gegalvaniseerd-ijzeren
platen als dekkingsmateriaal is verboden.
3. Met uitzondering van de daken boven uitgebouwde
bijkeukens, wasch- en spoelhokken, privaten, bergplaatsen,
schuurtjes en soortgelijke aan- of uitbouwen, moeten alle
daken van ter bewoning bestemde gebouwen beschoten
worden.
Deze bepaling geldt niet ten aanzien van met riet
gedekte boerderijen, mits vaststaat, dat de onmiddellijk
daaronder gelegen ruimte niet geheel of gedeeltelijk ter
bewoning zal worden gebruikt.
4. Tenzij een houten dakbeschot niet als dragende
constructie dienst doet, moeten de dakdelen ten minste
0.022 M. dik zijn en met messing en groef in elkander passen.
5. Indien onder platte daken een plafond wordt aan
gebracht, moet de ruimte tusschen platvoer en plafond
behoorlijk geventileerd worden. Nader kan worden geëischt,
dat een isoleerende constructie toepassing vindt.
HOOFDSTUK IV.
Afdeeling I.
Verwijdering van water en vuil en inrichting van stallen.
Artikel 63.
Elk gebouw moet zoodanig zijn ingericht, dat hemel
water en overtollig vuil op vlugge en zoowel voor de
gebruikers als voor anderen zoo min mogelijk hinderlijke
°f schadelijke wijze worden afgevoerd.
De betreffende inrichtingen moeten geheel naar den
eisch van goed werk worden uitgevoerd; de hechtheid van
het bouwwerk mag door derzelver aanleg niet worden
geschaad.
2. De afvoerinrichtingen van de op een erf staande
gebouwen moeten, behoudens vrijstelling voor de gebouwen