40
3. Behoudens waar zulks geen gevaar oplevert voor
de hechtheid, mag de zwaarte der balken niet door inkepin
gen e. d. worden verminderd.
4. Indien de balkeinden op een muur zijn opgelegd,
moet de oplegging een lengte verkrijgen van ten minste
0.11 M.; bij muren met een geringere dikte dan 0.22 M.
kan met een lengte der oplegging van ten minste 0.09 M.
worden volstaan. Over bedoelde lengte moeten de balk
einden deugdelijk worden opgesloten in het muurwerk
en moeten zij zoodanig tegen het indringen van vocht
worden beschermd, dat verstikking van het hout is uit
gesloten.
5. Onder een scheidingswand, als bedoeld in de tabel,
behoorende tot art. 56, moet een balk aanwezig zijn.
6. De verankering der balklagen met de muren, met
uitzondering van die van den beganen grondvloer, moet
geschieden met gesmeed ijzeren ankers van ten minste
320 m.M2. doorsnede, en voorts als volgt:
a. ter plaatse van een raveeling aan de uiteinden
van beide balken, die het raveelbint dragen;
b. in niet-balkdragende omtrekmuren van een gebouw
aan het tweede bint, van den muur af gerekend, en in elk
geval ter plaatse van elk penant;
c. in geen geval mag de afstand van twee opvolgende
verankeringen meer dan 2.25 M. bedragen.
7. De dikte van een houten vloer op een houten balk
laag moet ten minste 0.022 M. bedragen.
Artikel 61.
1. Materiaal, constructie, ondersteuning en bevestiging
van trappen moeten zoodanig zijn, dat de trappen de
belasting, waaraan zij zullen worden blootgesteld, behoor
lijk kunnen dragen.
2. De dikte van boomen en treden van vaste houten
trappen moet ten minste 0.035 M., van losse houten trappen
ten minste 0.028 M. bedragen.
Artikel 62.
1. Daken moeten een afdoende beschutting vormen
tegen wind, water en sneeuw; de afdekking moet zoodanig
worden aangebracht, dat op- en afwaaien van het dekkings
materiaal zooveel mogelijk wordt voorkomen.