57
Artikel 99.
Het is verboden een woning, als bedoeld in art. 29,
lid 6 en 7, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een
wijze anders dan overeenkomstig de bestemming en de
voorwaarden in dat artikel omschreven.
Artikel 100.
1. Het is den bewoner, hoofd van een gezin of afzon
derlijk levend persoon, verboden een woning te bewonen,
te doen of te laten bewonen op zoodanige wijze, dat het
aantal in de woning gehuisveste gezinnen meer dan één
bedraagt.
2. Van het bepaalde in lid 1 is in een bijzonder geval
vrijstelling mogelijk, indien vaststaat, dat de grootte
en de aard van de woning en van de bij de samenwoning
betrokken gezinnen, zoomede de duur der samenwoning
geen gevaar voor de belangen der volkshuisvesting zullen
opleveren.
Artikel 101.
Onverminderd het bepaalde in art. 100, is het den be
woner, hoofd van een gezin, of afzonderlijk levend persoon,
verboden kostgangers of daarmede gelijk te stellen per
sonen te huisvesten:
in vertrekken, die als slaapplaats van een of meer
gezinsleden worden gebruikt;
b. in vertrekken, die niet kunnen worden bereikt
onafhankelijk van vertrekken, waarin zich een slaapplaats
bevindt;
c. in vertrekken, waarvan de inhoudsruimte minder
bedraagt dan 10 M3. voor eiken persoon, die daarin ver
blijf houdt.
Artikel 102.
Het is den gebruiker van een gebouw, of een gedeelte
daarvan, of indien het gebouw of een gedeelte daarvan
een woning is den bewoner, hoofd van een gezin of
afzonderlijk levend persoon, verboden een slaapplaats te
ozigen of te doen bezigen:
in een ruimte, tot welke het daglicht niet behoorlijk
an toetreden, of welke niet behoorlijk kan worden gelucht;