Art.39»!3-^ l*te lezen; de drinkwater voorziening mag nimmer door middel van een regenbak geschieden, toelichting le. een regenbak zal bij een droogj aargetij de niet vol doende inhoud hebben om in de behoefte te voorzien, 2e.regenwater welk rechtsteeks van het dakg^deelte in een bak vloeit is reeds verontreinigd voor dat hét in den bak is. 3e.wil zoon regenbak in hooge ma$§ niet verontreinigd zijn dan zal deze ten minste een maal per jaar schoongemaakt moeten worden,wat m.i.z.te wenschen zal overlaten en contr'óle vrijwel uitgesloten is. lid 3j^ en 5 de woorden regenbak te schrappen. Art.^9*lid- 1 ket ontwerp te handhaven. lid 2 van het ontwerp te schrappen en daarvoor zooals U Col- lige het voorstelt te bevastigen. toelichting ad l.van oordeel dat een omtrek muur van 0.22 M pl.een klamplaag voldoende waarborg geeft voor water dichte kolders.Hierdoor wordt een besparing gegeven in de bouwkosten. Art.50.Zooals door U Ooilege wordt voorgesteld doch met de aanvul ling; alle plafonds van slaapvertrekken moeten gestuoadoord zijn. toelichting ;de ervaring heeft geleerd dat een plafond van hout (geschilderd)het condenswater niet absorbeertdit water bevriest bij een lage temperatuur en ontdooid wanneer het slaapvertrek gebruikt wordt en daardoor lekkage geeft. Art,51.lid 3*laatste zin nader te omschrijven,omreden voor ondoor dringbaar materiaal verschillende opvattingen kunnen bestaan. Art,60 lid 6a.zooals door Uw Ooilege wordt voorgesteld doch met de ze wijziging^de woorden"zfoveel magelijk"te schrappen, toeliohting; een balk aan éên einde verankert sorteert niet veel nut. Art.67 is deze bepaling voor de bebouwde kom niet in strijd met een bestaande verordening op mestvaalten enz.? Een artikel opnemen b.v,wanneertwee woningen aaneenverbon- den en voorzien worden van een platdak zal de scheidings muur minstens 0.50 M.boven het dak moeten doorloopen z.g.n, brandmuurtj e. 't welk doende enz. öinneken,7 Augustus 133(get) J.D.F.Brin&erhof

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1933 | | pagina 305