15
Verg. 30 Nov. 1
VERORDENING TOT AANWIJZING VAN DE PLAATSEN, WAAROP HET
BEPAALDE BIJ ARTIKEL l6, LID 1, VAN HET MOTOR-EN RIJWIEL
REGLEMENT NIET VAN TOEPASSING IS
Ingevolge het bepaalo.e in artikel l6, lid 1, van het
Motor-en Rijwielreglement moeten langs de wegen geparkeer
de auto's van een half uur na zonsondergang tot een half
uur vóór zonsopgang, zoowel aan de voor, als aan de ach
terzijde, behoorlijk zijn verlicht
In liet derde lid van dat artikel wordt echter de mo
gelijkheid geopend om bij gemeentelijke verordening te be
palen, dat op pa*'1de plaatsen binnen de bebouwde kommen
auto's onverlicht mogen worden ;eparkeerd
Reeds in tal van gemeentên, o.a. te Breda en Prin-
cenhage, is een dergelijke verordening vastgesteld
Wij achten het gewenscht te bepalen, dat op de bin
nen de bebouwde kommen dezer gemeente gelegen gedeelten
van den openbaren weg, welke zijn gelegen in de onmiddel
lijke nabijheid van een brandenden lantaarn, auto*s tot
een uur 's nachts onverlicht mogen worden geparkeerd
De tijdsduur zouden wij willen zien beperkt tot een
uur 's nachts om te voorkomen, dat auto's gedurenden den
gehaden nacht onbeheerd op den openbaren weg worden ge
plaatst
Aan het plaatsen van een onverlichten auto in de
nabijheid van een brandenden lantaarn is geenerlei gevaar
verbonden
Ook is het - vooral des winters - bezxvaarlijk een
auto geruimen tijd te moeten verlichten, omdat daardoor
van de electrische krachtbron - de accu - te veel wordt
gevergd
Aangezien