Verg. 30 April '37 VASTSTELLING- SCHOOLGELD VERORDENING- In verband met de wijziging, welke de Lager Onder wijswet 19'20 heeft endergaan bij paragraaf 8 der Wet van 22 Februari 193^ (Stbl.lOO), behoort een nieuwe schocl- geldverordening te worden vastgesteld Tot nu toe werd de heffing van schoolgeld, volgens art. 62 der Lager Onderwijswet 1920, geregeld naar even redigheid van het belastbaar inkomen, bedoeld in art. 37 der Wet cp de Inkomstenbelasting 1914. Door voor noemde wijziging is hieraan een einde gemaakt. Zorals in het prae-advies voor de vergadering van 29 Juli 193^ omstandig is uiteengezet, zal de heffing van schoolgeld, cok volgens de nieuwe wettelijke regeling, geschieden met inachtneming van de geldelijke draagkracht d«r schoolgeldplichtigen. Dezer draagkracht zal kunn»n worden bepaald, zoowel aan de hand van gegevens door 's Rijksbelastingdienst te verstrekken, als aan de hand van feiten en omstan digheden, van gemeentewege verzameld en vastgesteld. Door 's Rijksbelastingdienst zullen geen andere gege vens werden verstrekt dan: a. gegevens, welke voorkomen in de kohieren der perso- neele belasting; b. het totaal der hoofdsommen verschuldigd wegens ge meentefonds- en vermogensbelasting te zamen de z.g. vermengde hoofdsom Een heffing op grond van feiten en omstandigheden van gemeentewege

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1937 | | pagina 70