Verg. 28 Nov. 1939.
7. VOORLOOPIGE VASTSTELLING VAN BEDRAGEN, BEDOELD
IN ARTIKEL 55ter DER WET OP HET LAGER ONDERWIJS
1920.
Ingevolge het bepaalde in artikel 55ter, 1ste lid,
der Lager Onderwijswet 1920 behoort door den Gemeente
raad omtrent het openbar^ lager onderwijs voorloopig
te worden vastgesteld:
a. het bedrag der werkelijke uitgaven over 1938;
b. het bij de begrcoting 1938 beschikbaar gestelde
bedrag, berekend naar her aantal leerlingen over
1938 en
c. het verschil van do onder a en b bedoelde bedragen-
Blijkens de aan den Raad aangebcn gemeentereke
ning, dienstjaar 1938, zijn voor de openbare lagere
school in 1938 de navolgende bedragen uitgegeven:
1. Instandhouding van het schoolgebouw en terrein voor
onderwijs in licbvzelijke oefening - - - -f. 80.66
2. Onderhouden van schoolmeubelen,onderhouden
en aanschaffen van schoolboeken, leermid
delen en schoclbehoeften, voor zoover deze
aanschaffing strekt tot vervanging van
leer- en hulpmiddelen, die tengevolge van
langdurig gebruik niet meer gebruikt kun
nen worden of tot aanvulling van den voor
raad van sciioolbehoef ten in verband met de
vermindering door verbruik ------- f.556
3» Verlichting en verwarming en schoonhouden
van het schoolgebouw ---------- f.568,58
4. Andere uitgaven ter verzekering van den
goeden gang van het onderwijs (assuran
tiepremie f. 8c20, premie ongevallenver
zekering en rentezegels f£ 19.- en admi--
stratiekosten; 137 X f.0,50 is f.68.50 - f. 95.70
^et bedrag der werkelijke uitgaven bedraagt derhalve - 'f 1.301,1,5
8 -