- 9 verge 30 Januari 194-0, Ulvenhout te laten voortbestaan, Overeenkomstig het bepaalde in artikel 158 der gemeen tewet wenschen Gedeputeerde Staten over dit voorstel te ver nemen het oordeel van den gemeenteraad en van de in genoemd wetsartikel bedoelde oommissie uit de ingezetenen# Gaarne zullen zij dat oordeel ./schriftelijk ontvangen voor 1 Mei 194-0. De van Gedeputeerde Staten ontvangen brief is met de hierv6ór onder a, b en c genoemde stukken voor de leden ter inzage gelegd. Het is niet de bedoeling de stukken in de aanstaande Raadsvergadering te behandelen. Daarvoor zal de Raad nader worden bijeengeroepen. V/ij stellen voor, de stukken in onze handen te stellen om bericht en raad. Door het Gemeentebestuur van Breda zijn bij brieven van 20 Juli 1938 Noa 1/2226 en 10 Augustus 1938 No. 1/274-1, gericht tot Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken, de gronden ontvouwd, waarop naar de meening van ge noemd Ooilege uitbreiding dier gemeente met deelen van de ge meenten Ginneken en Bavol, Princenhage en Teteringen noodig wordt geoordeeld. De Raad heeft van deze brieven bereids ken nis kunnen nemen. Door ons is, te zamen met de Gemeentebesturen van Prin cenhage en Teteringen, op 16 December 1938 in een gemeenschap pelijke nota aangetoond, dat de door Breda aangegeven motie ven niet gegrond zijn# Door ieder der drie gemeentebesturen is aan de gemeenschappelijke nota nog een afzonderlijke nota van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1940 | | pagina 12