dat de aan Breda grenzende gemeenten met die gemeente s t edebouwkundigeconomisch;, sociaal en cultureel 56n geheel vormen, Ook werden toen enkele gevallen genoemd, die zich in het conglomeraat zouden voordoen en die zonder grenswijziging niet zouden kunnen worden opgelost. De geopperde bezwaren door het Gemeentebestuur van Breda werden breedvoerig weerlegd bij de gemeenschappe lijke nota van de Ooileges van Burgemeester en Wethouders van Ginneken en Bavel, Princenhage en Teteringen van 16 December 1938, terwijl daaraan door ieder van die Ooileges nog een afzonderlijke nota van denzelfden datum is toege voegd, waarin beschouwingen werden gegeven, welke op ieder der drie gemeenten afzonderlijk betrekking hebben. Aan de hoeren Raadsleden zijn afschriften van die nota's toegezondene Wij achten het overbodig dat alles nog eens te her halen. Wij vragen ons af, of Gedeputeerde Staten de toestan den en de z.g. problemen zien, zooals die worden gezien door het Gemeentebestuur van Breda en zooals die door dat Gemeentebestuur in zijn hiervoor genoemde brieven van 20 Juli 1938 en 16 Augustus 1938, zij het dan ook sober,en weinig overtuigend, zijn uiteengezet. Wij kunnen het bezwaarlijk aannemen, want dan Zou door Gedeputeerde Staten toch wel met een enkel woord zijn opgemerkt, dat zij accoord gaan met de motieven, welke door Breda zijn gegeven. De strijd, welke thans wordt gevoerd tusschen groote Europeesche mogendheden, blijft voorloopig latent, wellicht omdat - /J -

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1940 | | pagina 69