r
eene subsidie te verleenen, doch heeft geen bepaald feedrag
genoemd.
De Heer Rijppaart wilde eene subsidie van 500 toestaan
Spreker is tegen het verleenen van subsidie en motiveert
als volgt zijne meening.
Spreker kaa vooralsnog geen aanleiding vinden tot het
verleenen eener geldelijke bijdrage te adviseeren.
Hij acht het onjuist, dat de kosten van de openbare gymna -
sia en van de openbare Hoogere Burgerscholen voor een aan -
zienlijk deel moeten worden gedragen door de gemeenten
waar toevallig leerlingen wonen. De geheele maatschappij
heeft belang bij goe^onderwijs en niet enkel de gemeenten
waar toevallig leerlingen, verblijven, welke het middelbaar
en voorbereidend hooger onderwijs jaooten volgen. De wet legt
echter aan de gemeenten de verplichting op tot het doen
dier uitgaven, zoodat aan die verplichting moet worden vol -
daan.
Daarin kan echter ..geen aanleiding voorden gevonden de on -
juiathei<$hog uit te breiden door voor te stellen aan anderen
vrijwillig gelijke bedragen te verleenen.
Het is begrijpelijk, dat adressanten zich bezwaard gevoelen
c t
door het feit, dat degenen die van hunne instelling ge -
bruik maken en niet het openbaar middelbaar of openbaar
voorbereidend hooger onderwijs wenschen te genieten, behal -
ve de kosten van hfin eigen onderwijs ook nog de kosten van
het openbare moeten helpen dragen. Het is daarom zeer be -
grijpelijk, dat door adressanten een verzoek om subsidie
wordt gedaan/. Spreker ,is echter van oordeel, dafct
daarom eens bestaands onjuisthied niet moet worden uitgebreid
en dat de gemeente» daarom niet met bedoelde uitgaven mag
worden belast. Er bestaat ten deze onderscheid tusschen
het algemeen vormend lager en het middelbaar en voorberei -
dend hooger onderwijs. Van het eerste wordt door iedereen
gebruik gemaakt en wanneer de wet de Gemeenten met een
-d&edr-de--Germaen-tea--ma-t--een- deel van de kosten daarvan be -
last, wordt daardoor ge..n onbillijkheid geschapen tusschen
de gemeenten
3».-? j- -jr X .1. U x i. j
SyLM