de gemeenten onderling. Voorts bestaat grond - wettig financieele gelijkstelling tusschen het opehb&ar en het bij zinder iager- algemeen vor - mend lager onderwijs; het bijzonder lager onder-wij--® werdi wijs wordt evenals het openbare door de opeisbare kassen bekostigd. Met het bijzonder middelbaar en voorbereidend hooger onderwijs is dit niet het geval, wijl ter behartiging^an dat onderwijs alleen bijdragen uit de openbare £as mogen worden verleend. Het is sprker niet bekend of adressanten al de kosten hunner instelling ten laste van de openbare kassen wenschen te brengen; wel blijkt uit het verzoek, dat zij van deze gemeente eene bijdrage verlangen als ware hunne instelling eene openbare i i Ten slotte-acht spreker het nog bezwaarlijk eene ongelimiteerde bijdrage te verleenen, wijl ten deze iedere wettelijke regeling en derhalve ook iedere door de wet geregelde controle op de inkom - sten en uitgaven der instelling «n-tlrsk-t ontbreekt. De Heer SPRENGER gelooft niet,dat hij/ bekend st%at als voorstander van het bijzónder onderwijs Spreker moet zijn verwondering uitspreken over het standpunt van den Voorzitter; dat is ©enigszins re - volutionair. Spreker kan zich niet met dat stand - punt vereenigen. Hij staat achter den Voorzitter, wanneser die bezwaar heeft tegen de regeling Dat argument is ook sprekers argument. Wij kun - nen trachten de regeling kwijt te raken. Spreker wil wel eene bijdrage verleenen. De Heer VAN DEN HURK noemt het standpunt van den Voorzitter volkomen logisch. Wij zijn nu eenmaal onderworpen aan de Rijksregeling. Het ligt volkomen in de lijn te zeggen, dat wij de bijdrage niet meer verhoogen. Spreker kan geheel met het standpunt van den Voorzitter accoord gaan. De Voorzitter A J v - 1 i 1 - - 'J _.i 'j fj i - y - ■- J J i V i

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 159