De Heer VELTMAN zou even will!en antwoorden
op hetgeen de gemeente-opzichter gezegd heeft.
Spreker heeft de teekeningen van den opzich -
ter gezien. De woning van den concierge zou
heel wat verbeterd worden. De opzichter heeft ge-s
gezegd al het nut, dat ik doe ia voor niets, ze
willen het toch niet hebben. Spreker heeft daarop
gean-two-e-rd gevraagd of de opzichter overtuigd
was, dat het kfln., waarop deze bevestigend heeft
geantwoord. Toen kon het wel en nu de bouwoom -
missie met plannen komt, kan het niet; nu wor -
den ze afgekeurd. Waar is dan al het werk voor
gedaan
c w
De VOORZITTER vraagt, wat de heer Veltman wil
betoogen. De bedoeling is ongetwijfeld, dat een
deskundige gezegd heeft, dat het wel kan. Spreker
gaat op het gezegde in. De eerste redeneering van
den opzichter was, dat het niet kon. De opzichter-
kan niet beoordeelen of het mogelijk is. Het kan
hem niets schelen, waar de burgemeester zit. De
opzichter weet niet, welke ruimte voor de administra -
tie wordt vereischt; hij heeft zelfs niet het recht
daarover te oordeelen.
De Heer VAN EIJL vindt het jammer, dat Wethouder
Rijppaart gezegd heeft dat het KXXS wel san.
De Heer RIJPPAART zegt bij nader inzien tot eene
andere overtuiging te zijn gekomen. De heele bouw -
commissie keurt het af.
De Heer LOERAKKER merkt op, dat de kwestie wordt
verward. De bouwcommissie had opdracht van den
Raad plannen te maken, kunnen wel verschillends
kamertjes maken; praktisch zijn de plannen niet
goed.
De Heer SPRINGER zegt, dat de Raad wel kan blij-e-
ven praten. Spreker heeft geen bezwaren gehoord
tegen het inrichten van een burgemeesterskamer boven
Spreker
W X V i W
.1 c L
i v.