dat niet de raadsleden of enkelen hunner,de schuldi- gen zijn,daar dien ik deze stelling met be wijzen te staven,eh aan te tconen,dat de"leiding"als 0 4«> regel de oorzaak is van de uitbarstingen vz nde wies- te tooneelen,waarvan wij,zoo menigmaal,ook in hst af- r- t geloopen jaar,getuige zijn geweest.Ik doe dit niet met zekere schadenfreude,doch omdat ik het met mees- ter van den Hurk eens ben,dat die toen uit onze ver- •1 gaderingen moet verdwijnen,en omdat ik er van overtuigd M& ben,dat dèaetoon niet bevorderlijk is voor eene goede c behartiging onzer gemeentebelangen. Ik herinner mij uit eene der eerste vergaderingen die ik hier meemaakte een uitroep van den heer Loerakker als volgt "Mijnheer de Voorzitter't is jammer dat U steeds zee per- "soonlijk wordtwanneer men het aandurft met U van mee- "ning te verschillen" Een ieder die genoemd Raadslid kent, zal moeten toege- t ven,dat hij niet juist de persoon iswaarvan zelfs maar verondersteld mag worden,dat hij,zender grondi- y c ge reden,een dergelijk verwijt tot U mijnheer de Voor- zitter zcu richten.Aan dien uitroep,waaraan hij even later nog toevoegde"Re Raad van Ginneken is de risee van Nederland",heb ik nadien menigmaal gedacht,en 't is mij gebleken dat zijn opmerkingen destijds geenszins overdreven waren.Ter staving diene enkele voorbeelden c. uit mijne herinneringen opgediept. Hoe was b.v.Uw optreden tegenover den heer Oomen,tcen deze,het was bij gelegenheid der debatten over de Bur gerwacht zich de vrijheid veroorloofde met U van mee- ning te verschillen,en U hem op bitsen toen meende te moeten toevoegen: "Mijnheer Oomen ik heb met Uw kletspraatjes niets te "maken.U weet wel wie het smerigste geweer inleverde" Is het te verwonderen,indien door den Leider een dergs- lijk insinueerend antwoord wordt gegeven,met de onmis kenbare bedoeling genoemd lid als "Asschepoester"voor te c.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 177