Al mocht de opmerking van bedoeld lid dan ook an
voer U en voor den Wethouder minder aangenaam hebben
geklonken,het motiveert doch. geertkins zulk een bruusk
antwoord.De heer van Nooten deed dan tenminste beter
blijken dat's heeren Verlegh critiek hem niet aanstond,
door zwijgend zijn schouders op te halen.
Moet ik herinneren aan Uw recent ontactisch optreden
tegenover den heer Veltman bij de debatten over het
bekende huisje Simons en de weide over de Duivelsbrug?
Dat Uwe leiding toen teneenenmale faalde bleek wel uit
het gezegde van den heer Loerakker:dat hij het betreurde
dat het reglement van orde hem niet toestond ook U mijn
heer de Voorzitter tot de orde te roepen.^ie aas de oor
zaak wederom van deze rumoerige zitting?Het antwoord is
niet twijfelachtig,indien men allean maar let op Uwe
onkiesche uitlating in het openbaarover een particulier
en zeer vertrouwelijk onderhoud tusschen U en genoemd
Raadslid.
Hoe onkiesch en bovendien onjuist was Uwe opmerking
aan het adres van den heer Sprenger,dat deze belangrijk
finantieel voordeel trok uit de,mede door hem,voorge
stelde belastingwijziging.En heeft het niet ieder onzer
in de daaropvolgende vergadering,gefrappeerd, dattrots
de heer Sprenger met cijfers bewees dat Uwe uitlatingen
c
onwaar bleken te zijn,U alstoen nog weigerde,wat dan
toch ridderlijk ware geweest,Uwe woorden in te trekken?
Het woerd dat de heer Sprenger bij die gelegenheid U
heeft toegevoegd is voorzeker alleszins laakbaar,maar
vOnd toch zijn oorsprong in Uwe wijze van optreden,
die ieder onzer heeft afgekeurd.De onhebbelijke toon
welke in beide laatstbedoelde vergaderingen heersehte
werd door U alleen mijnheer de Voorzitter geprovoceerd.
Met Uwe onware,later ingetrokken,beschuldiging aan
t
mijn adres in de vergadering van 1 October,over het
c
schrappen van passages in mijne begroetingsrede,wil
ik mijn feitenmateriaal besluiten,aan ieder onbevoor
oordeelde overlatende .de ba^iptwccrding der vraag:
Hf ie
CL
c
c