.zijn, zoodat we er last mee kunnen krijgen. De heer OOMEN XKKXX zegt, dat er een groot ver schil is, welke grond wordt afgestaan. Die grond heeft daar weinig waarde. Spreker zou nog verder zijn gegaan dan de Voorzitter, Wanneer in die omstandigheden de grond niet werd afgestaan, zou spreker niet hehhen gedreigd om de weigerachtigen een pak op de broek te gevenj hij zou het hebben gedaan. Het College was verstoord, dat ze het werk tegen werkten. Spreker zou de houding van het Gemeentebestuur willen prijzen. Se gemeente kan, zonder geen werk uitvoeren. Wanneer daar een weg wordt gemaakt ter breedte van 8 Meter met een voetpad en goede slooten, is het voor dien weg voldoende. De Heer LOERAKKER zegt, dat harde wegen van groot belang zijn. Er zijn hier in de gemeente wegen, die meer verharding noodig hebben. Eerst moeten de wegen verhard worden, welke het meer noodig hebben. De heer SPRENGER is door de woorden van den heer Loerakker niet overtuigd. De Voorzitter heeft door dwang grond trachten te verkrijgen voor de gemeente ten koste van enkele gemeente naren, De VOORZITTER wenscht dergelijke woorden niet te hooren, anders sluit hij de vergadering. De Heer SPRENGER stelt de volgende motie voor: De Raad der gemeente Ginneken en Bavel in zijne openbare vergadering van 38 Juli 19363 Van oordeel, dat de handelwijze van Burgemeester en Wethouders ter verkrijging van strooken grond ter verbreeding van de Molenstraat niet juist is en dat feóg die handelwijze derhalve niet goed keurt; Gaat over tot de orde van den dag. De

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 51