komen en inderdaad ook voorkomen, die steunen op artikel 135 van de Gemeentewet. Wanneer de rooi- lijnbesluiten op grond van artikel 135 der Gemeente wet v/orden vastgesteld, kan de bevoegdheid daartóe niet aan- Burgemeester en Wethouders worden gedele geerd. Wanneer, de Raad de bevoegdheid tot het vast stellen van rooilijnen, welke worden vastgesteld op grond van artikel 3 der Woningwet, delegeert, dan is daartegen geen wettelijk beqwa&r. DeRaad be hoeft dit echter niet aan Burgemeester en Wethou ders over te laten. Spreker is van oordeel, dat het wel gewenscht is die bevaegdheid aan den Raad te hou den. In andere gemeenten wordt dat ook gedaan. Spre ker leest ten bewijze daarvan een artikel voor uit de bouwverordening van Rheden. Spreker meent nog te moeten opmerken, dat hij het tweede prae-adviee niet met zooveel «genoegen heeft gelezen als het eerste; spreker vindt het .tweede prae-advies zwak. Verder wijst hij er nog op, dat zijn opvatting voor de prak tijk de juiste is gebleken. Hij. wijst daarom op het geval van Miert. Burgemeester en Wethouders zeggen^ dat men in beroep kan gaan, maar niet iedereen heeft lippen om in beroep te gaan. De heer LOERAKKER wil dank brengen aan den heer Sprenger en aan Burgemeester en Wethouders, Het spijt spreker, dat de heer Sprenger zijn voorstel len niet heeft toegezonden aan de raadsleden. Men kan die stukken niet behoorlijk bestudeeren enkel bij het inzien der stukken. Het gaat hier, zegt spre ker, over het vaststellen van de rooilijn in de bebouwde kom. Wanneer het gaat om het vaststellen van de rooilijn in de bebouwde kom, wordt, naar sprekers meening de handeling beheerscht door arti kel 135 der Gemeentewet. De heer Sprenger is van oordeel, dat de rooilijn door den Raad behoort te worden vastgesteld, teneinde meer rechtzekerheid aan de ingezetenen te verschaffen. Spreker is echter van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 88a