7. van oordeel, dat bij de tegenwoordige metbode de rechts- zekerheid beter is gewaarborgd. Overigens meent spreker, dat Burgemeester en Wethouders in de bebouwde kom niet veel rooilijnen meer zullen behoeven vast te stellen. Spre ker meent, dat de bezwaren van den heer Sprenger zijn onder- /"De heer VAN DEN HHRK kan voor beide opvattingen iets vane-en. voelen. Spreker staat in principe aan de zi-iae van den heer Sprenger. Hii vindt beter, dat een rooilijn- oo besluit wordt vastgesteld door den Raad. 135 van de Gemeentewet en artikel 3 der Woningwet. Twee vragen doen zich hier voor n.l. op grond van welk artikel behoort de rooilijn te worden vastgesteld en door wie. Spreker is voorstander van een algemeen rooilijnbesluit doch zou dit laten vaststellen door Burgemeester en Wethou ders. De heer SPRENGER zegt, dat de heer Loerakker heeft opge- raak-tdat de rechtszekerheid minder groot zou zijn, wanneer de Raad een rooilijnbesluit vaststelt. Het besluit wordt be kend gemaakt, dus is er meer rechtszekerheid,. Wanneer Bur gemeester en Wethouders de rooilijn vaststellen, weet er niemand iets van, De VOORZITTER zegt, dat de heer Sprenger hem niet heeft overtuigd. Spreker is het eens met den heer Van den Hurk, dat voor beide theorieën wat is te zeggen. Spreker voelt echter het meest voor de vaststelling door Burgemeester en WethofcdersHierdoor wordt de vlotste behandeling verkregen en het algemeen belang is hierbij het meest gediend. De kwestie van Miert kan hierbij niet dienen. Burgemeester en Wethouders meenden een fout te hebben begaan door de rooi lijn van de huizen naast het postkantoor vast te stellen, zooals ie geschied. Daarna hebben ze gemeend die fout niet te moeten vergrooten. Spreker meent nog, dat de handelwijze van Burgemeester en Wethouders in dat geval de eeMge juiste was De heer VAN DEN HURK vindt de rechtszekerheid een punt van groot belang. Spreker is van oordeel, dat het behoort tot het inzicht van den Raad'of de hoek Markt - Brugstraat behoort te worden veranderd. Zoo iets moet men lang van te voren a De heer LAUREY merkt op, dat is gesproken over artikel rrxJL

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 89