De heer LfiBRAKKER zou er prijs op stellen, wanneer de
heer van den Hurk lid van de commissie zou willen
zijn.
De heer VAN DEN HURK wenscht zich liever niet te
zien aangewezen.
De VOORZITTER is van oordeel, dat de heer Laurey
als vijfde lid behoort te worden aangewezen.
Door den Raad worden zonder hoofdelijke stemming
tot leden van de commissie benoemd de heeren
Loerakker; Van Eijl; Sprenger; Laurey en Oomen.
De benoemden verklaren zich bereid die taak te
vervullen.
Hiern^Wordt de derde vraag van den heer Laurey
in behandeling genomaa n.l. het verstrekken van
verordeningen aan de raadsleden.
De heer LOERAKKER zegt, dat het de bedoeling ie
de gereedzijnde verordeningen, die bestaan, te mogen
ontvangen en ook die worden vastgesteld. Het is niet
de bedoeling, dat ze expres gedrukt worden.
De VOORZITTER zegt, dat tegen het verstrekken
geen bezwaar bestaat.
De heer SPRENGER zegt, dat de moeilijkheid hierin
bestaat, dat de leden de verordeningen moeten vragen.
De Voorzitter zegt, dat nieuwe verordeningen kunnen
worden toegezonden,. Wanneer de leden eene ontwerp
verordening hebben en er wordt eene kleine wijziging
in gebracht, mag worden verondersteld, dat de heeren
wel zoo welwillend zullen zijn die zelf bij te werken.
De vierde vraag van den heer Laurey n.l. die be
treffende het maken van winst op leveringen door de
centrale wordt ter sprake gebracht,
De heer LAUREY verklaart zich door het antwoord
bevredigd; de Raad heeft echter wel wat lang moeten
wachten op antwoord.
De heer SPRENGER blijft bij zijne meening, dat
I XÏX&MSXgSÉXBSXXgKXXXKSX lil